Sociale hervormingen - pagina 117
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
107
de daarmede verkregen uitkomsten zijn zeer gunstig, getuige o. a. het feit, dat de Inspecteurs van den Arbeid een desbetreffend beding opnamen in een door hen opgemaakt modeLfabrieksreglement (Verslag over 1894/95, blz. 2 1 5). Ook in Nederland komt dergelijk beding, blijkens de Enquête, veelvuldig voor; het tijdelijk ingehouden gedeelte van het loon wordt in den regel met den naam staangeld aangeduid. De inhouding eener waarborgsom is zeker te beschouwen als een van de beste middelen om te voorkomen dat de arbeiders de dienstbetrekking eigenmachtig verbreken zonder hunne geldelijke verplichtingen daarbij na te komen 1). Doch de toepassing van het middel behoort, tot wering van misbruiken, wettelijk te worden geregeld en beperkt (zie Duitsche Gewerbeordnung, § 119a, ie lid; Zwitsersche Bondswet van 23 Maart 1877, art IO lï<i 3; Belgisch keiijk
;
-
>
Regeeringsontwerp van 1896, art. 22). De voorgestelde beperkingen betreffen: i.
den vorm van het beding, hetwelk alleen schriftelijk, d. i. overeenkomst of bij reglement, mag worden aan-
schriftelijke
bij
gegaan
;
2 het bedrag der geoorloofde inhouding; dat het stellen van een e wettelijke grens, althans ten aanzien van minder onafhankelijke arbeiders, noodzakelijk is, bewees o. a. de ervaring, in Duitschland vóór de herziening der Gewerbeordnung in 1891 opgedaan het hier aangenomen maximum staat in verband met .
;
art.
1639/.
Beperking betreffende de wijze van inhouding komt
niet nood-
zakelijk voor.
Ten einde malen geuite
te
gemoet
te
komen aan eene
in de Enquête meerwanneer bedrag en duur de werkgever interesten
grief, is bepaald, dat, althans
der inhouding niet al te gering zijn, verschuldigd is. De vordering des arbeiders tot uitbetaling van het ingehouden bedrag wordt in art. 1 195, 4 (nieuw) tot de bevoorrechte schulden gebracht (Zie art. I). .
Omtrent de voldoening van het loon, Artt. 1638/ en 16382^. voorzoover dit in inwoning, kost of andere levensbenoodigdheden is vastgesteld, kan slechts naar het plaatselijk gebruik worden verwezen, waarbij in het oog is te houden, dat in ieder geval aan de vereischten der hygiëne en van de goede zeden behoort te worden voldaan. Eene uitdrukkelijke bepaling omtrent het „kostgeld" mag niet zoodanig werd het reeds aanbevolen door Belinfante, in Themis, 1868, 359, en door mr. VEEGENS, Handelingen Ned. Juristenvereeniging, 1876, I, bladz. 104 en II, bladz. 159. Zie ook BöNlNGER, die Bestrafzing des Arbeitsvertragsbruchs der Arbeiter, Tübingen 1891, bladz. 122 en vlg. 1)
bladz.
Als
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's