Sociale hervormingen - pagina 61
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I. Stuk II.
:
323
De erfgenamen van den of huur. De kosten
overledene hebben aanspraak op diens der geneeskundige behandeling komen ten laste van het schip, de verdiende vrachtpenningen en in een «nkel geval van de lading. Geene aanspraken kunnen geldig gemaakt worden tegen den reeder. De schepeling, die zonder verlof van boord is gegaan en aan land door een ongeval wordt getroffen, draagt zelf de kosten van de geneeskundige behandeling. De zeevisscher zou dus ingeval hij door een bedrijfsongeval wordt getroffen, aanspraak hebben op kostelooze geneeskundige behandeling en bij blijvende invaliditeit op schadeloosstelling. De kosten worden gedragen door het schip en de vrachtpenningen. De woorden der wet wijzen erop, dat bij het redigeeren dier bepalingen gedacht is aan koopvaardijschepen. Daardoor zou de toeppassing dezer artikelen ten aanzien van een zeevisschersvaartuig dan ook tot eigenaardige moeielijkheden aanleiding kunnen geven. Zoo bijv. waar de wet bepaalt, dat de kosten van de geneeskundige behandeling en der schadeloosstelling ten laste komen van het schip en de verdiende •vrachtpenningen, terwijl bij een zeevisschersvaartuig nimmer sprake is van verdiende vrachtpenningen. Er zijn echter andere bezwaren. In de eerste plaats vraag, kunnen deze artikelen van het Wetboek van rijst de Koophandel bij het aangaan der huurovereenkomst tusschen reeder en schepeling ter zijde worden gesteld of zijn het bepalingen van dwingend recht? Het wil mr. Schippers in zijn boven aangehaald proefschrift voorkomen, dat bij niet voldoening aan het voorschrift van art. 397, onder 10, Wetboek van Koophande letterlijke invoeging van den inhoud van art. 423 in del deze laatste de bewijskracht de monsterrol voorschrijvende mist, haar in art. 395 Wetboek van Koophandel toegekend, vermits de bepaling van art. 397, onder i o, een voorschrift van dwingend recht is. (bladz. 93). Deze meening wordt wel is waar gedeeld door andere juristen (i), maar in de practijk ziet men den zeevisscher geregeld afstand doen van het voorrecht hem bij art. 423 toegekend. Zoo behelst bijv. de monsterrol, voor den waterschout te Vlaardingen opgemaakt, de bepaling, dat de contractanten zich verbinden tot nakoming van al hetgeen bij het Wetboek van Koophandel vermeld staat, afstand doende van het bepaalde bij art. 423 Wetboek van Koophandel (2) Dat deze gewoonte vrij algemeen heerscht, blijkt uit- de volgende aanhaling, ontleent aan het Verslag van den Staat der Nederlandsche Zeevisscherijen over 1 900 (bladz. 5) „Uit een schrijven door ds. L. VAN DER Valk te Scheveningen aan Uwe Excellentie (d. i. den Minister van Waterstaat, Handel soldij
—
(i) Zie
—
:
mr.
Molengraaff
in
het Rechtsgeleerd Magazijn.,
1887, bladz. 332.
Mr. KLerdijk in de Vragen des Tijds, 1887, bladz. 253. (2) Zie A. HooGENDijK Jr. De Grootvisscherij op dé Noordzee, bladz. 222.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's