Sociale hervormingen - pagina 215
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
sche Gewerbeordnung aanleiding hebben gegeven tot het instelvan tal van burgerrechtelijke vorderingen, die met succes voor den arbeider zijn bekroond, en reeds daaruit de onjuistheid blijkt van de bewering, dat de hier opgenomen civielrechtelijke sanctie van geen beteekenis zoude zijn. Veeleer, meende men, zou eene strafbepaling, behalve dan wellicht ter wering van het misbruik der geheime teekens, van weinig uitwerking zijn en in elk geval was men van gevoelen, dat eerst moet worden afgewacht of civielrechtelijke sanctie alleen hier niet voldoende blijkt. Het had de aandacht getrokken, dat in het Regeeringsontwerp van 1901 aan de regeling omtrent het uitreiken van getuigschriften de bepaling was toegevoegd, dat elk beding of elke bijzondere overeenkomst, strijdig met de bepalingen der regeling, nietig is, maar deze bepaling in het ontwerp niet is overgenomen. Men verzocht daarvan de reden te mogen vernemen.
len
Vijfde Afdeeling. Art.
1639.
Van
verschillende zijden
werd bezwaar ingebracht
men achtte de daarin geval van nood" veel te vaag en vreesde, dat aan de bepaling door den werkgever eene veel te ruime toepassing zoude worden gegeven. Sommige leden wezen in het bijzonder op het geval van werkstaking. Zeker, men keurde goed, dat de werkgever den arbeider kan gelasten anderen arbeid dan de bedongene of gebruikelijke te verrichten, bijv. wanneer een bepaald werk, dat geen uitstel duldt, door bijzondere, onvoorziene omstandigheden meer arbeidskracht vordert dan waarover kan worden beschikt, of wanneer een arbeider, die spoedeischenden arbeid had te verrichten, door ziekte of ongeval is getroffen. Maar men wees er op, dat verplichtingen van dezen aard voor den arbeider reeds voortvloeien uit het algemeen voorschrift van art. 1639 d en daarvoor de bepaling van de laatste zinsnede van art. 1639 dus niet noodig is. Op schrapping van deze zinsnede werd aangedrongen.
tegen de
laatste zinsnede
voorkomende woorden:
van
dit artikel;
„in
Opgemerkt werd, dat deze bepaling een einde het in sommige streken des lands bestaande gebruik, dat maaiers, die arbeidsovereenkomsten aangaan, zelf slechts een deel van den bedongen arbeid verrichten en zich in dien arbeid door derden doen bijstaan, zonder daarvoor 's werkgevers toestemming te vragen. Art.
zal
1639
a.
maken aan
Art.
1639
omdat de aard van
b.
Eenige leden vonden deze bepaling overbodig,
daarbij den arbeider opgelegde verplichting uit den zijne dienstbetrekking voorvloeit en in het algemeen voorschrift van art 1639 d dus reeds ligt opgesloten; zij achtten
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's