Sociale hervormingen - pagina 213
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
regeling, waarbij de werkgever tot het uitreiken van een getuigschrift verplicht wordt, niet wenschelijk geacht, dan schiet er niets anders over dan den werkgever het uitreiken van een getuigschrift geheel en al te verbieden. Verscheidene leden zouden wenschen, dat de voorgedragen regeling in zooverre werd beperkt, dat de werkgever verplicht zal zijn bij het eindigen der dienstbetrekking den arbeider een getuigschrift uit te reiken, bevattende niet meer dan eene juiste opgave omtrent aard van den verrichten arbeid en duur der dienstbetrekking. Deze leden achtten zoodanige beperking aanbevelenswaardig, omdat zij meenden, dat het doel, beoogd met de toekenning der bevoegheid aan den arbeider, in het getuigschrift
nog andere voor hem gunstige bijzonderheden te doen opnemen, niet alleen niet zal worden bereikt, maar de bepaling in vele gevallen zelfs eene juist verkeerde uitwerking' zal hebben. Te vreezen staat het immers, dat een nieuwe werkgever, die weet, dat een arbeider op verzoek bijzonderheden omtrent zijne wijze van dienstvervulling in het getuigschrift kan doen opnemen, in het ontbreken van dergelijke bijzonderheden een minder goed teeken zal zien en dat zoo arbeiders, op wie niets valt aan te
maar die in hun werkgever geen vertrouwen stelden met hem niet op goeden voet stonden en daarom tot hem niet het verzoek om een meer uitgewerkt getuigschrift hebben willen richten, het slachtoffer van eene goed bedoelde bepaling merken, of
zullen worden.
Sommige leden wenschten niet de geheele bepaling omtrent de in het getuigschrift op te nemen nadere bijzonderheden te doen vervallen, maar meenden, dat aan het geopperde bezwaar zou kunnen worden te gemoet gekomen door uit die bepaling te lichten, dat deze nadere bijzonderheden alleen op bijzonder verzoek van den arbeider in het getuigschrift mogen worden opgenomen. Anderen zouden juist tegen de zoo gewijzigde bepaling groot bezwaar hebben het geldt hier geen feitelijke gegevens als aard van den verrichten arbeid en duur der dienstbetrekking, maar subjectieve mededeelingen en opvattingen omtrent de wijze, waarop de dienstbetrekking is vervuld. Door den werkgever te verplichten in elk geval bijzonderheden van dezen aard in het getuigschrift te vermelden, zou men den arbeider overleveren aan zijne kwaadwilligheid, zijne korzeligheid of zijn slecht humeur. Sommige leden wilden het eerste lid zoodanig hebben gewijzigd, dat de werkgever in elk geval verplicht zou zijn bij het eindigen der dienstbetrekking den arbeider een getuigschrift uit te reiken, ook dus ingeval deze de dienstbetrekking verbroken heeft, zonder de ingevolge artikel 1639^ verschuldigde schadeloosstelling te betalen. In dit laatste geval zou echter den werkgever vrijheid moeten worden gelaten, in het getuigschrift van dit feit melding te maken. Deze leden wezen er op, dat het voor den arbeider van het hoogste belang is, dat kan blijken, welken arbeid hij ;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's