Sociale hervormingen - pagina 124
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
ii 4
rechtspraak en wetenschap i). Het meest rationeel dit geval den regel van art. 1639^ te laten gelden. Evenzoo besliste het ontwerp van 1820, in art. 2657. twijfel
in
schijnt
in
—
Art. 1639^ 1639/. Waar noch overeenkomst noch reglement eene regeling inhoudt, en wet, verordening en plaatselijk gebruik ontbreken, zal men moeten aannemen, dat de dienstbetrekking voor onbepaalden tijd is aangegaan. Verg. ontw. 1820, art. 2646; Zwits. Verbintenissenrecht, art. 243 Burg. Wetb. v. h. Duitsche ;
Rijk, § 620.
Aan de
dienstbetrekking,
voor onbepaalden
tijd
aangegaan,
kan iedere partij door opzegging, zonder opgaaf van reden, een einde maken. Deze regel, tot dusver in alle wetgevingen gehuldigd, beantwoordt ook aan de rechtsopvattingen, ten onzent heerschende. Bij de nadere regeling der opzegging rijst allereerst de vraag behoort door de opzegging de dienstbetrekking onmiddellijk te eindigen, of moet daarbij een zekere termijn worden in acht genomen? De Nederlandsche wet zwijgt hierover geheel. Waar onze rechters over de vraag hadden te oordeelen, vielen de beslissingen in verschillenden zin 2) nu eens werd aangenomen, dat iedere partij aan eene dienstbetrekking, voor onbepaalden tijd aangegaan, ten allen tijde onmiddellijk een einde kan maken, dan weder werd aan het beding „tot wederopzeggens" de beteekenis toegekend van „met bevoegdheid tot opzegging met een bekwamen termijn". De Fransche rechtspraak vóór de wet van 27 December 1890 oordeelde consequent in laatstgenoemden zin. De practijk is, ten onzent zoowel als in andere landen, zeer uiteenloopend. Blijkens talrijke mededeelingen in de Arbeidsenquête is in sommige bedrijven een zekere opzeggingstermijn gebruikelijk, al wordt op menige plaats erkend, dat partijen zich niet altijd daaraan houden. Elders valt een vast gebruik niet te constateeren, maar achten velen het toch fatsoenlijk, zich aan een termijn te houden. Weder op andere plaatsen is van inachtneming van een termijn geen sprake. Behoudens de nader te behandelen bevoegdheid van partijen, ;
bijv., onder de Fransche schrijvers, Guillouard, t. a. p., n. 731, Cornil, De Rechtbank te Leeuwarden besliste bij vonnis van 18 Juni 1885, 331. W. v. h. R. n. 5325, dat bij stilzwijgende voortzetting, blijkende uit de handelingen van partijen, „de overeenkomst uitdrukkelijk beperkt blijft tot het tijdvak, gedurende hetwelk die handelingen plaats hadden en die overeenkomst is voortgezet." Verg. EHRLICH, die stillschweigende Willenserkldrung, Berlin 1893, bladz. 79 en 80. Juli 1865, W. v. h. R. n. 2738; Rb. Arnhem 2) Zie o. a. Rb. Amsterdam 31 Mei 1869, W. v. h. R. n". 3142: Rb. Amsterdam 31 Dec. 1883, P. v.J. 1884, n. 29*; Rb. Leeuwarden 18 Juni 1885, W. v. h. R. n. 5325; Rb. Utrecht 1 1 Jan. 1893, W. v. h. R. n. 6284; Rb. 's Hertogenbosch 19 April 1895, W. v. h. R. v h n - 6 7 28 = n. 6726; Rb. Almelo 16 Oct. 1895, *> J- 1895 n -95; Rb. 's Gravenhage 14 Dec. 1897, W. v. h. R. n. 7100. Verg. ook Diephuis, t. a. p„
1)
bladz.
Zie
—
n
w -
Dl. XII, bladz. 339, 341.
-
-
R
-
p
-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's