Sociale hervormingen - pagina 137
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I. Stuk II.
1
399
kwader trouw eene liest hij
zijn
onjuiste loonsopgave heeft verstrekt,
recht van beroep,
maar
zijn
dan verwerkgever behoudt het.
Artikel 128. De Ongevallenwet 1901 kent geen beroep toe van eene beslissing, waarbij eene tijdelijke geldelijke schadeloosstelling is toegekend of geweigerd. Dit beginsel is ook hier zooveel mogelijk overgenomen. Twee afwijkingen zijn echter noodzakelijk. De tijdelijke geldelijke uitkeeringen, volgens de bepalingen van dit ontwerp toegekend aan den vasten zeevisscher, kunnen over tamelijk groote bedragen loopen en houden steeds verband met hetgeen door den visscher werkelijk in het seizoen van het ongeval is verdiend. Werd den vasten zeevisscher geen recht van beroep toegekend, dan zou hij indien later mocht blijken, dat hij aanspraak op een vaste rente heeft eene rente ontvangen gedurende den tijd van zijne ongeschiktheid tot werken berekend naar zijn gefingeerd dagloon, terwijl hij in werkelijkheid gedurende het seizoen van het ongeval in den regel een grooter bedrag aan inkomsten zal hebben gederfd. Eerst bij de afrekening zal blijken, wat de visscher aan loon heeft gederfd. Was het hem nu niet mogelijk van de tijdelijke uitkeering in beroep te komen, dan zou hij bovendien bij de afrekening niet altijd ontvangen wat hem toekomt. Immers de afrekening vindt alleen plaats indien eene uitkeering is toegekend, terwijl op de afrekening tevens van invloed is de duur der uitkeering. De vaste zeevisscher moet dus ten aanzien der tijdelijke uitkeering een onbeperkt recht van beroep hebben, wil hij bij het einde van het seizoen precies ontvangen wat hem toekomt. Daar bij de afrekening reeds vaststaat, dat de getroffene aanspraak heeft op eene tijdelijke uitkeering en voor hoe lang, kunnen dus deze punten niet meer in beroep behandeld worden. Alleen kan nog twijfel rijzen over de vraag of het bestuur der Bank de loonen, bedoeld in art. 42, juist heeft vastgesteld. Van daar, dat artikel 124 beroep toekent van de beslissing van het bestuur omtrent de vaststelling van de loonen, bedoeld in artikel 42. Zijn ook deze loonen onherroepelijk vastgesteld, dan is de afrekening in artikel 44 niets meer dan een gewone rekensom, daar alle factoren, welke bij die berekening in
—
—
aanmerking komen, vast staan. De tweede afwijking van het beginsel der Ongevallenwet 1 90 is het toekennen van beroep van eene uitkeering als bedoeld in de artikelen 32 en 33. Ten aanzien van den vasten zeevisscher reeds in het bovenstaande een der redenen vermeld, waarom beroep van deze tijdeUjke uitkeering dient te worden toegekend. Maar ten aanzien van hem en van den lossen zeevisscher geldt nog eene andere reden. De artikelen 32 en 33 kennen eene uitkeering toe, indien loon wordt gederfd over de reis, terwijl artikel 33, ingeval slechts een gedeelte van het loon wordt gederfd, door het bestuur der bank laat bepalen wat de getroffene gedurende de zeereis aan loon heeft verdiend. Naar de meening der onder-
is
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's