Sociale hervormingen - pagina 126
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
n6 De meeste buitenlandsche wetgevingen laten het algemeen dergelijke overeenkomsten vrij i). Het Ontwerp gaat niet zoo ver. Voor de meeste arbeiders is het belang om niet plotseling hun eenige bron van inkomsten te zien ophouden, zoo groot, dat in het algemeen de termijnen in art. 1639/, lid 1, ter zijde te stellen. in
genoemd, als een minimum moeten worden aangenomen. Daar intusschen uit het tweede lid duidelijk blijkt, dat de norm als minimum is op te vatten, zijn in het eerste lid de woorden „ten minste" vervallen, terwijl de redactie ook in ander opzicht wijziging heeft ondergaan. Dat het partijen vrij moet blijven een langeren termijn te bedingen, behoeft geen betoog. Lange termijnen van opzegging zijn binnen redelijke grenzen zeker zeer wenschelijk. Waar afwijking van de in het eerste lid van art. 1639/ gegeven regelen wordt bedongen, moet dit zeer duidelijk geschieden. Omtrent den termijn van opzegging mag, gelijk boven werd betoogd, geen twijfel zijn. Het ontwerp (art. 1639/, lid 2) sluit daarom voor deze overeenkomsten den mondelingen vorm uit. Wat den inhoud betreft worden partijen nog in tweeërlei opzicht beperkt:
mogen geen
korteren termijn voor den werkgever arbeider vaststellen. Hen te binden, voor beide eenzelfden termijn vast te stellen, gelijk geschiedt in de Duitsche Gewerbeordnung, § 122, het herziene Duitsche Handelswetboek, § 67, en de Belgische wet van 10 Maart 1900 (art. 19, 3 de lid), komt niet noodzakelijk voor. (Verg. de artt. 22 en 23 van het Amsterdamsen Werkliedenreglement). Zijn de termijnen echter ongelijk, dan behoort de arbeider als de in den regel economisch zwakkere over den langsten termijn te kunnen beschikken. i.
Partijen
dan voor den
2 Een al te lange opzeggingstermijn, die partijen te zeer aan elkander zou binden, wordt tot een termijn van zes maanden .
teruggebracht.
Volgens art. 1639^ wordt de bepaling van de dagen, tegen welke de opzegging moet geschieden, in de eerste plaats aan het goedvinden van partijen overgelaten, en zal die aanwijzing slechts wanneer niets hieromtrent is vastgesteld, aan het plaatselijk gebruik overgelaten worden. Wel is het wenschelijk te achten, dat de dienstbetrekking ophoude op een tijdstip, waarop nieuwe dienstbetrekkingen plegen aan te vangen, maar daartegenover moet worden gewezen op het gevaar, dat de arbeidsmarkt te zeer belemmerd wordt, wanneer algemeen slechts enkele dagen in het jaar voor het eindigen, en dientengevolge voor het aanvangen, van dienstbetrekkingen in aanmerking daardoor toch wordt het op andere tijdstippen kunnen komen ;
1)
Anders het herziene Duitsche Handelswetboek §§ 67 en 68.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's