Sociale hervormingen - pagina 128
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
n8 Art. 1632 m.
Bij
de arbeidsovereenkomst of
bij
het reglement
kan bedongen worden, dat de arbeider eerst „op proef" werkgever in dienst zal treden, alvorens eene definitieve
bij
den
arbeids-
overeenkomst tot stand komt. Gebruikelijk is dit beding bijv. ten aanzien van tooneelspelers ook bij jonge arbeiders komt het ;
veelal voor. In tweeërlei opzicht
is ten deze voorziening raadzaam. Vooreerst rijst de vraag, welke de beteekenis is van zulk een beding. Zijn gedurende den proeftijd partijen bevoegd, door opzegging onmiddellijk een einde te maken aan de dienstbetrekking, of moet toch altijd een termijn, zij het ook een kortere dan de normale, worden in acht genomen 1)? Het ontwerp beslist in
eerstgenoemden zin. Verder behoort een maximum-duur van den proeftijd te worden bepaald. In andere landen is reeds gebleken, dat sommigen trachten de wettelijke voorschriften omtrent de opzeggingstermijnen te ontgaan door steeds een „proeftijd" te doen voortduren. Dit dient te worden voorkomen. Bij de wet een proeftijd als regel te stellen (verg. Zwits. Verbintenissenrecht,
art.
344) schijnt niet wenschelijk.
Art. 1639 7Z. De bevoegdheid, in art. 1637/ der gehuwde vrouw toegekend om zich als arbeidster te verbinden, behoort gepaard te gaan met de erkenning van het recht van het hoofd
van het gezin om, indien uit de gesloten overeenkomst gevaren voor dat gezin dreigen, die af te wenden. Zonder omkeering van de beginselen waarop ons huwelijksrecht steunt, valt het recht van den niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot moeilijk te ontkennen om in te grijpen, indien uit den bedongen arbeid nadeelige gevolgen, hetzij voor de vrouw zelve, hetzij voor het gezin, zijn te duchten. Is dat het geval, dan zal door den kantonrechter de ontbinding der gesloten overeenkomst worden uitgesproken met bepaling van het tijdstip, waarop de dienstbetrekking zal eindigen. De procedure behoort kort en zonder omslag te zijn. Na verhoor of behoorlijke oproeping van de personen, die den rechter over den aard van den bedongen arbeid en omtrent den vermoedelij ken invloed van dien arbeid op vrouw en huisgezin kunnen voorlichten, is het verzoek in staat van wijzen. Komt den rechter het verzoek niet gegrond voor, of heeft de man door zijn gedrag het vermoeden gewettigd, dat voor zijn verzoek noch de belangen der vrouw noch die van het huisgezin als drijfveer dienden, dan wordt het verzoek afgewezen. Artt. 16390 en ÏÖ39/. Evenals de uitgebreide bevoegdheid, der gehuwde vrouw bij art. 1637/" geschonken, moest leiden tot 1)
Zie Cornil,
t.
a. p.,
bladz. 340.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's