Sociale hervormingen - pagina 62
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I. Stuk II.
324 en Nijverheid) gericht, is gebleken, dat het veelal de gewoonte is bij het aanmonsteren van scheepsvolk voor de zeevisscherij de visscherslieden door het opnemen eener bepaling in de monsterrol afstand te laten doen van het recht, den schepelingen bij art. 423 van het Wetboek van Koophandel toegekend. Voor de scheepsgezellen, die gedurende de reis ziek worden en daarom in Engeland aan den wal moeten worden verpleegd, heeft de afstand meermalen zeer betreurenswaardige gevolgen gehad, en naar het oordeel van den Minister van Justitie, wiens aandacht door Uwe Excellentie op een en ander was gevestigd, was de vraag gewettigd of de scheepsgezellen wel voldoende doordrongen zijn van de beteekenis, welke het prijsgeven van het in art. 423 Wetboek van Koophandel vermelde recht voor hen heeft. Zijne Excellentie heeft daarin aanleiding gevonden om den heeren Procureurs-Generaal, fungeerende Directeuren van Politie te Amsterdam, 's Gravenhage en Leeuwarden, bij aanschrijving van 29 December igoo te verzoeken de waterschouten, commissarissen van politie of burgemeesters in hun ressort, te wier overstaan het aanmonsteren van scheepsgezellen voor de Noordzeevisscherij gewoonlijk plaats heeft, uit te noodigen om telkens wanneer bij de aanmonstering sprake is van het afstand doen van het in art. 423 Wetboek van Koophandel aan schepelingen toegekende recht, zich to overtuigen, of de schepeling zich voldoende rekenschap geeft van het gewicht van dien afstand, en, bijaldien dit niet het geval blijkt te zijn, hem alsdan de beteekenis er van uit te leggen. „Zoo daarvan eenig resultaat kon worden verwacht, kwam het Zijner Excellentie dienstig voor, dat bedoelde met de aanmonstering belaste ambtenaren bovendien trachten de reeders te bewegen hunnerzijds er niet op aan te dringen, dat de scheepsgezellen afstand doen van het hun bij art. 423 Wetboek van Koophandel toegekende recht. ,
„Uwe
Excellentie
achtte
het intusschen zeer wenschelijk, dat
ook vanwege ons College op de reeders aandrang werd geoefend om hunnerzijds niet langer te vorderen, dat de visscherslieden van de in art. 423 Wetboek van Koophandel opgenomen bepaling afstand doen.
„Wij hebben evenwel gemeend niet aan Uwer Excellentie's mogen voldoen. Immers, bij de onzekerheid of het Tweede Boek van het Wetboek van Koophandel mede toepasselijk is op zeevisschersvaartuigen en hunne bemanning, achtten wij het zeer bezwaarlijk tot de reeders van die vaartuigen eene circulaire te richten, in welke die toepasselijkheid als vaststaande zou moeten worden aangenomen. „De door den heer VAN DER Valk medegedeelde zaken bewijzen echter, naar ons inziens opnieuw, hoe wenschelijk het ware, dat aan bovenbedoelde onzekerheid een eind werd gemaakt, hetzij door een arrest van den Hoogen Raad, hetzij, en liever nog, door een bepaalde uitspraak van den wetgever. verlangen te
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's