Eenige grondwaarheden van den Christelijken Godsdienst - pagina 54

IV.

Het geloof.

Het Geloof, een gave Gods, is dat vermogen, dat als eene hebbelijkheid in de wedergeboorte, door de werking des Heiligen Geestes, naar de vrije verkiezing Gods in den uitverkoren zondaar gewrocht wordt, door middel van de

Woords, waardoor hij met Jezus Christus, de volheid woont, vereenigd is, en waardoor hij een ware kennis heeft van God, zooals Hij zich in Zijn Heilig Woord heeft geopenbaard, de Waarheid van harte toestemt en bemint en met zijn gansche hart zich daarop

prediking des in

Wien

al

Daarom behooren ook tot het wezen des geloofs toestemming en vertrouwen, en zijn deze drie te zamen gevoegd het oprecht geloof. Dit geloof, in den uitverkoren zondaar gewerkt zijnde door den Heiligen Geest, door middel van het gehoor des Woords, openbaart zich dadelijk in zwakkere of sterkere daden des geloofs, naarmate het minder of meer versterkt wordt door den Heiligen Geest, evenzeer door middel van het Evangelie en het geloovig gebruik der Sacramenten. Door deze middelen behaagt het God, het geloof te doen wassen en toenemen, wat bij eene getrouwe bediening des Woords en der Sacramenten en een geloovig gebruik maken daarvan in den middellijken weg ook geschiedt en uit de vruchten blijkt, maar bij nalatigheid hierin, verzwakking in het geloof en verachtering in de genade tengevolge heeft. verlaat.

kennis,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen