Dat de genade particulier is - pagina 62
52 gehouden, om, zonder tusschenbeide tredend woord van zijn goddelijke almacht, te gelooven in Jezus Christus en in de verlossing door zijn bloed.
Vraagt men nu daarentegen, of naar Gods heilige wetenschap, zulk een vermogen in den zondaar nog metterdaad aanwezig was, dan kunnen we ons aan elke gissing spenen, overmits God zelf in zijn heilig Woord ons de meest omvattende en meest stellige mededeeling omtrent den toestand van een zondaar gegeven heeft. Die toestand is namelijk naar luid der Heilige Schrift niets minder dan een toestand van dood. De zonde wordt door den dood als haar straf, op de voeten nagevolgd. Geestelijk wordt dus zelfs elk klein wichtje „dood" geboren. Het kan zijn, dat er reeds gelijk bij Johannes den Dooper, werkingen van den Heiligen Geest in het nog ongeboren wicht plaatsgrijpen. Maar overmits we spreken van het geval, dat de zondaar gelooven zou, zonder tusschentredend wonder Gods, kan dit hier buiten bespreking blijven. Een zondaar wordt dus in het oogenblik van zijn ontvangenis^ krachtens de toegerekende schuld van Adam, met de golven van den
dood o vertogen. hij zij dan oud of jong, arm of rijk, vormelijk braaf of onbraaf, dood in zonden en misdaden. Eerst uit dien „dood" moet hij „overgegaan zijn in het leven," om het leven deelachtig te worden. Want zoolang hij in dien dood bevangen blijft, is hij ,.,h^achteloos,"^ „kan hij het Koninkrijk van God zelfs niet zien," wil hij niet in Jezus gelooven omdat „hij niet tot hem komen kan" en grijpt hij de erbarming Gods niet aan, „omdat hij als natuurlijk mensch zelfs niet begrijpt de dingen die des Geestes Gods zijn!" Immers hij is door dien dood alzoo „vervreemd van het leven Gods," dat ook zelfs zijn „verstand verduisterd is geworden," en vlak bij Jezus staan, Jezus zien, ja, Jezus' eigen stem hooren kan, zonder zelfs van verre te vermoeden of te gissen, dat het nu Jezus is. Yan Hem die de nieren proeft en ons tot op den bodem van het hart doorschouwt, ontvangen we dus in de Schrift de aanzegging, dat een zondaar dood is en derhalve geen kracht, geen macht, geen bekwaamheid of vermogen overbehield, om dat grootste en ontzettendste te doen, waartoe een zondaar geroepen wordt, d. w. z., om zijn ik weg te werpen en Jezus voor zijn ik in plaats te nemen. „Dood!" toch is niet nog half of ten deele leven, maar de ontstentenis, een ontbreken, een niet aanwezig zijn van leven. Geheel overeenkomstig met wat de Schrift van 's zondaars redding geestelijken
Hij
is
alzoo,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's