Honig uit den rotssteen - pagina 192
178 onweerstaanbare maclit in de harde en vereelte consciëntie der kinderen dezer eeuw in, en doet daarbinnen in hun hart de werking van een schroeiijzer, waardoor de builen en zweren der ongerechtigheid, die op het uitbreken stonden, en wie weet hoeveel heillooze onheiligheid om zich heen zouden verspreid hebben, worden uitgebrand en voor een tijd weer opgedroogd. Die toorn Gods in de consciëntie der wereldlingen is als een gebit in den muil van de boosheid, om ze dat ze u niet verscheurt, u niet meê wegsleurt, en de te beletten, atmosfeer om u heen niet te zeer vergiftige en verpeste. Die toorn Gods is alle dagen de groote kracht die in uw eigen huis omgaat, om uw nog onbekeerde huisgenooten in toom te houden en te bedwingen en den voet op de opening vaa het hart te houden, waaruit de goddeloosheid naar boven wou komen. Die toorn van uw God is de bewaker van uw lievelingen, als ge ze alleen thuis achterlaat of ook ze op hun eentje de wereld inzendt,
en
als
die,
en
bieden anders
gij
meer ernstig aanzien, ze niet meer verkunt, die taak voor u overneemt, doet wat gij en uw anders verlorene kinderen met teedere liefde
zelf ze niet
bestraffen
zelf doet,
zegent. Ja, hetzij
ernst
meer nog, ook dan wanneer
gij
er bij
zijt,
en
hetzij
uw
kinderen,
overige huisgenooten, of ook uw vrienden, met diepen vermaant, dat ze zullen aflaten van het kwaad en afstaan van
uw
ongerechtigheid,
uitwerken,
dan
indien
zelfs
niet
op
kunt
gij
datzelfde
en zou uw woord niets oogenblik die toorne Gods op
niets
hun
hart aandrong en ze innerlijk ontroerde. Dieper nog opgevat, zoudt ge zelfs zeggen kunnen: Indien ik eens een enkel maal de zelfvoldoening smaak van op teedere, heilige, ernstige, niet hartstochtelijke wijze, tegen het kwaad in mijn liefste kinderen te hebben kunnen toornen, dan dankt ge dat aan dien toorn Gods, die zich aan u meê wou deelen, die u als instrument gebruikte en die toornde in uw toorn en eerst aldus aan dien gloed van uw toorn indringende en vlijmende kracht schonk.
En denk nu, wat ik u bidde, eens aan u zelf. Zijt gij zelf niets aan dien toorn van uw God verschuldigd? Zoudt gij willen missen wat ge uw levenlang nu reeds aan dien toorn van uw God dankt? Laat mij u slechts die vragen voorleggen. Nu van achteren vindt ge het zoo zalig voor uw herinnering, niet waar, dat het deel van uw leven, dat achter uw bekeering ligt, niet al te schriklijk bezoedeld wierd en niet al te smadelijk werd verzondigd en besmet. Ge weet wel, dat ge daarom geen haar beter zijt, dan een ander die zoo ontzettend diep wegzonk. Ge erkent wel, dat ge ook zoo toch voor eeuwig verloren waart. Maar nu van achteren het toch een mindere kwelling, een minder grievend herinneren. is
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's