Het heil ons toekomende - pagina 23
13 kleine steentjes, in den vorm aan voedsel niet ongelijk, toe werpen, en er zich dan in te verlustigen, als men het vratig dier snorkend op het steentje aan zag schieten, om, merkend dat het bedrogen was, zich in woede om te keeren en het steentje uit zijn snuit weg te blazen? Verklaart dit het beeld niet, hier door Jezus gebezigd? Yoor den Farizeër is de „schare die de wet niet kent" een onheilige massa, die de erve der vaderen ontwijdt. Ze kunnen in hun hooghartig gevoel den lust niet weerstaan, om die zondaars en tollenaars, die in hun schatting met het zwijn gelijk staan, op hun wijs te tergen en te sarren. Ze werpen hun daarom toe, wat den schijn van voedsel voor hun ziel heeft, maar niets dan de versteening der waarachtige zielespij s is, en waarop de teleurgestelde schare zich de tanden stomp bijt. Dan klaarde het gelaat van den Farizeër op, als hij zoo den onreine zijn geestelijke onmacht en onheiligheid bitter had doen gevoelen. Ze achtten ze als zwijnen en wierpen hun plagend het onverstaanbare, het versteende toe. En nu, ziehier de ironie dat dorst men te doen met wat men zelf voor „peerlen" hield en waarmee de kroon hunner eere moest schitteren. losgaat,
te
!
lY.
UITVERKOREN EN DAAROM NEDERIG. Alle staat,
tong, die in het gericht tegen u opzult gij verdoemen. Dit is de erve
der knechten des Heeren.
Den nederige
Is
het
het
de
grijpen
Farizeër,
der die
Jesaja 54 geeft Hij genade. 1 Petr. 5
:
7.
:
5.
in Jezus' woord ons gelukt; was het heilige te grabbel wierp voor een verachte schare; en evenzoo de Schriftgeleerde
beeldspraak feitelijk
door hem als „honden" in Israël, die tergend en uit geestelijke plaagzucht zijn peerlen den tollenaars toewierp, die als het zwijn onrein waren in zijn hooghartige schatting, dan kan ook de strekking van Jezus' uitsprajik niet langer verborgen blijven en ontplooit ze haar rijkdom vanzelf. De Farizeën waren menschen. Dit vergete men toch niet. Menschen als wij. Met een hart als het onze. Met een innerlijk zielsleven niet anders dan het onze besnaard. De waan moet afgelegd, alsof in het ras der Farizeën ons een menschengroep van anderen oorsprong, van afwijkende bewerktuiging en van ongewoon duivelschen aard voor oogen treedt.
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's