Honig uit den rotssteen - pagina 210

196

waarmee hij en zijn engelen lachen, als onze ziel óf in die netten verstrikt werd, óf in dien kuil viel. Onze heerlijke, heilige Heiland had, toen hij op aarde waSj veel hij wees telkens op zijn met Satan te doen. Hij zag Satan overal hij verjoeg hem hij streed tegen Satan meer nog, hij hinderlagen leerde aan de kinderen Gods, hoe ze eiken morgen en eiken avond

blijdschap,

;

;

;

;

tegen Satan bidden zouden; bidden: „Heere leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze!" Dat toont, dat onze fijn gevoelende, alles doorpeinzende Jezus vooruit voelde en voorzag, hoe Satan op elk kind van God eiken dag af zou komen, en dat hij daarom elk kind van God er toe drong en dreef, om toch eiken dag weer tegen Satan het schild op te heffen der gebeden. Satan bezit, hoe vreeselijk het ook zij, om het te moeten belijden, maar, ja. Satan bezit een betooveringsmiddel. Een middel waar elke slaaf en elke slavin der zonde de schrikkelijke kracht van ondervonden heeft, als de ziel eerst tegen de zonde inging en het einde toch was dat de ziel voor de zonde inboog, onder haar macht kwam, en ten slotte toch deed wat ze eerst niet wou. Dat betooveringsmiddel heeft geen naam, maar het bestaat, en het En Jezus, dat wetende, zette er daarom is doodelijk in zijn werking. een ander mystiek middel tegenover, toen hij zei: ,,Gij dan bidt Verlos ons van den Booze." Dus niet een kruis slaan, zooals aldus men in de Middeleeuwen zei. Ook niet het magisch uitspreken van Jezus' naam helpt tegen den duivel. Neen, het onttooveringsmiddel Een gebed, tegen Satan is het eenvoudig, krachtig, gemeend gebed dat uit de ziel komt als de noodkreet van het kind, dat om moeder gilt, omdat het den wolf ziet komen. Want een bange angstkreet van zijn kind is een gebed, waar Gods Vaderhart niet tegen kan; een gebed dat Hij moet verhooren; dat Hij altijd verhoort; en waar Satan ondervinding al zoo de kracht van kent, dat hij vanzelf het opbij geeft, en u weer vrij laat voor een tijd, een vloek u nazendend voor !" „dat gemaledijde bidden, waar geen kruid in de hel tegen wast Maar wie bidt zoo? Waar hoort men in Gods huis, in samenkomsten des gebeds, in den kring van huisgö^in of vrienden, in dien zin tegen Satan inbidden ? Ook al vloeit er nu of dan een smeeking ora van Satan af te komen in het gebed in, wanneer voelt ge aan het trillen der ziel, dat er angst voor Satan wordt gekend, en dat het die angst voor Satan is, die tegen Satan naar God doet :

!

roepen? lof, er is nog een gruwen tegen de zonde in Jezus' kerk, zij zouden Gods kinderen niet kunnen zijn, de aangeslotenen bij het volk des Heeren, indien ze niet aanhielden in de smeeking, om van zonde te worden verlost. Maar „zonde" is Satan nog niet.

God

en

ze

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen