Honig uit den rotssteen - pagina 187
173 het midden der gemeente zijn gesteld, hebben dan ook steeds den indruk gem;iakt van een hooger iets uit hun oog uit te stralen en een heiliger uitdrukking te hebben in hun gelaat. Als engelen waren ze, als die boden des hemels, die nooit op aarde verschenen, dan omschenen met die hoogere heerlijkheid die uitstraalde van hun gewaad en kleeding, dat als de bliksem zelfs schitterde.
En
God den Heere
beliefde, er we(T een der onzen uit weggaan, die inging in de ruste zijns Heeren, na hier op aarde zijn strijden gestreden te hebben, hoe dikwijls zag men dan niet reeds op zijn sterfbed, en vooral om zijn gestorven aangezicht, die hoogere schittering om hem spelen, die elk omstander jaloersch maakte en verrukte. Ja zelfs wat op den Pinksterdag geschiedde, toen de Heilige Geest nederkwam, en er gezien werden vi^rdcdde tonf/en <tl>i van vuur en het zat op een iegelijk van hen, wat geschiedde er ook toen anders, dan dat de geloovigen op hun Thabor kwamen? als
het
midden
ons
te
doen
Op Thabor had
Heere
kroon ontvangen en geblonken in en hier op den Pinksterdag zijn het de geloovigen, die, saam de gemeente vormend, gedoopt worden met iliezelfde heerlijkheid en als prinsen en vorsten het hemelsch lichtdiadeem op hun voorhoofd ontvangen, opdat nooit een kroon of krans van menschen door Jezus' gekocliten zou worden begeerd. Zoo daalt dan de gemeente van Christus, indien de lauweren door menschenhand weer in haar midden worden uitgestrooid, en ze klimt weer in geestelijke macht, als de aardsche schittering in haar midden verbleeken mag, en de tongen van vuur, de schittering van het !i,eestelijk lichtdiadeem weer aan de geloovigen gezien wordt. Het kruis van Jezus is machteloos en werkeloos het bloed der Verzoening, indien er menschen om en bij dat kruis neerknielen, die nog met alle sieraad geëerd en met krans en kroon door hun medezondaars gesierd zijn; maar dat kruis zegent en dat goddelijk
den
de
zijn
glans eener hemelsche heerlijkheid;
werkt aldoordringend, indien zij die er bij neerknielen, eerst sieraad, al die lauweren en al die kronen van zich hebben afgenomen en aan den voet van dat kruis hebben neergeworpen. En zoo ook, gij, mijn broeder, mijne zuster, wat blinkt er, wat schittert er aan u, door wat glans ziet ge u omstralen? Is het nog van de aardsche schittering, o, beef dan voor uw ziele Dan neemt ge nog eer van menschen en kunt niet gelooven, en komt om. Dan is het alles om u nog schel, nog wilde flikkering, en de dauwdrup van den eeuwigen morgen perelt u nog niet op het gelaat. En nu hadt ge een Pinksterzegen? Zoo ja, laat dan ook aan u de vurige tongea gezien worden en bloed al
dat
!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's