Het heil in ons - pagina 112
102 Overgebracht nu op de worsteling van 's menschen ziel om heilig worden, beteekent dit ten eerste, dat de arme mensch eerst eeuwen lang doelloos zocht en langs alle paden omdoolde, om den wtg naar het ideaal der heiligheid te vinden, maar zonder ooit te vorderen, ja, eer al verder van dat hoogheerlijk ideaal afzwervend. En ten andere, dat hij door de wedergeboorte, door de bekeering, door het geloof in Christus, alsnu, op het kruispunt van een geheel nieuwen weg is geplaatst, welks aanvang nog wel zeer ver van het einddoel af ligt, te
maar
er toch desniettemin, zoo rechtstreeks, zoo ontwijfelbaar zoo vanzelf, heenvoert, dat hij, reeds bij de eerste schrede ,,op dien verschen en levenden weg'^ verrukt en uitgelaten van heilige vreugde, uitroept: nu hen ik er/" en de ambtlieden van Sion hem inschrijven als: „weer één volmaakt!^''
die
zeker,
Zoo noemde men eertijds ook bij de heidensche mysteriën hèn „volmaakt" die voor het eerst in de verborgenheden van deze diensten waren ingewijd; wel wetend dat hun ontwikkeling in dit opzicht nu eerst begon, maar er even vast op gaande, dat die, nu ze eenmaal op het hooger standpunt waren geplaatst, vanzelf zou volgen. Yerre van gewrongen of gedrongen, is het dus veeleer volkomen juist en natuurlijk, wanneer ook de Heilige Schrift de nog zeer onvolmaakte Christenen, en die erger nog, hun onvolmaaktheid in dit leven nooit zullen te boven komen, niettemin nu reeds „volmaakten" noemt ter aanduiding, dat door hen alsnu het juiste standpunt ingenomen, de goede weg ingeslagen, en de rechte gang is gekozen, die hen gewisselijk en onfeilbaar eens tot het bezit der volmaaktheid leiden zal. Zóó wanneer Jezus tot zijn discipelen zegt: „Gijlieden zijt nu rein om het woord dat ik tot u gesproken heb!" of ook, als Paulus schrijft: „Ik onderwijs een iegelijken mensch en leer hem in alle wijsheid, opdat ik hem volmaakt stelle in Christus of Petrus getuigt van hen, „die daardoor hun ziele gereinigd hebben, dat ze gehoorzaam wierden aan de waarheid." Hierbij is sprake van volmaaktheid, naar gelang van het standpunt dat men inneemt, (de eerste categorie waarop ons vorig artikel wees), en zoo dikwijls al de leden eener gemeente in Paulus' brieven worden toegesproken als „heiligen en beminden," als „volmaakten," „geloovigen," „ uitverkoornen" en wat hooge eeretitels meer aan de gemeente dier dagen door Paulus worden toegekend, dan is hiermee nimmer iets anders bedoeld, dan dat ze door hun belijdenis van den Christus Gods den eenigen w^g die tot volmaaktheid brengen kan, als waar en vertrouwbaar ook voor zich zelven hadden aanvaard. Of iemand werkelijk „een geloovige," in der waarheid „een uitverkoorne," ook in Gods oog een zijner geliefde kinderen is, kan op aarde door niemand dan door hemzelven met volkomen zekerheid geweten worden. De apostelen denken er dan ook in de verte niet
f
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's