Nadere verklaring - pagina 25
23 dit
verband wel zou bestaan, absoluut niet
is
geleverd.
Nu
ver-
heugt het mij verder te mogen constateeren, dat na het afleggen van die verklaring door dr. Kuyper niemand in deze Vergadering heeft gezegd, zelfs niet te verstaan heeft gegeven, 'dat hij wel
aan
geloofde
dat verband,
al
hebben
niet al
de leden die hier-
gesproken op dezelfde ridderlijke wijze als de gezij na de verklaring
over hebben
achte afgevaardigde uit Goes, verklaard, dat
aannemen, dat zij hem niet schuldig achten hij wordt beticht. Hoe is nu mijn opvatting in deze? Wij hebben de verklaring van een respectabel man, gedaan op zijn eer en consciƫntie. En waar ik nu mijnerzijds eisch, dat men mij zal gelooven wanneer ik een dergelijke verklaring afleg, daar wensch ik ook te zeggen, dat ik de verklaring, hier door dr. Kuyper afgelegd, aanneem van
Kuyper
dr.
beslist
aan de hoofdzaak waarvan
zonder
restrictie.
meer, omdat die verklaring voor mij geheel aangemaakt door hetgeen daaraan is toegevoegd, en ook door de erkentenis van onvoorzichtigheid en gebrek aan vroed beleid, hetgeen den heer Kuyper in allen deele heeft erkend. Dit is een erkentenis die ik waardeer in een man als hij, dien wij mogen rekenen tot de grootsten onder de grooten in Nederland. En nu heeft men den heer Kuyper buiten de Kamer, gelukkig niet hier, hard gevallen en heeft men hem bespot, om zijn mededeeling, dat hij onvoorzichtig was geweest in het aanknoopen en voortzetten van connecties, dat hij ondoordacht was geweest bij het aannemen als goede munt van hetgeen personen tegenover wie voorzichtigheid geboden was, hem zeiden, en dat hij zich had laten wikkelen in een weefsel dat hij van te voren niet kon doorzien. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet het voorrecht den geachten afgevaardigde uit Ommen zoo particulier te kennen, maar ik weet toch van personen, en zeer betrouwbare personen, die dien geachten afgevaardigde hebben gekend gedurende een lange reeks van jaren, dat, juist met het oog op zijn karakter, een dergelijke Ik
doe
nemelijk
dit te
is
verklaring alleszins aannemelijk
Mijnheer
de
Voorzitter!
Als
is.
ik
mag
besluiten met een korte
conclusie, dan zou ik willen zeggen, dat niet alleen de beschul-
diging omtrent de hoofdzaak geenszins tegengestelde
zelfs
zeer aannemelijk
is
bewezen, maar dat het geworden; dat ik in die
is
omstandigheden kan verklaren, dat het vertrouwen van de Katholieke Kamerfractie in dr. Kuyper als leider der met ons bevriende anti-revolutionaire fractie, door hetgeen in deze aangelegenheid is voorgevallen, geenszins behoeft te worden weggenomen en dan ook niet weggenomen is.
^
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's