Dat de genade particulier is - pagina 72
;
62
was er niet op aangelegd en is er eerst van geworden. En, voor die keus nu staande, aarzelen we geen o ogenblik, op grond der Heilige Schrift zeer beslist en zeer stelliglijk uit te spreken, dat een Verlosser te stellen, die slechts toevallig bij zijn Verlossingswerk zou hooren, een door en door onware, ongoddelijke en ongerijmde gedachte is; en dat geen Christen die in zijn oprechtheid wandelt anders mag of anders kan belijden, dan dat de Middelaarspersoon en het Middelaarsï^-'é^rA^ onafscheidelijk bijeen hooren; van eeuwigheid in het „besluit" voor elkaar verordineerd zijn; en van meet af bij de uitvoering van dit „besluit" op elkaar zijn aangelegd. In het besluit Gods zijn geen loketten of afscheidingsdeuren. In dat hoogheilig en heerlijk besluit is alles samenhangend; ineen vloeiend op elkaar passend, en het een het ander in zuivere harmonie aaner oorspronkelijk niet
bij,
lieverlee voor geschikt
vullend.
de verordineering over den zondaar, om der zonde schijnen kan, als bestond er een tegenstelling tüsschen het Scheppingsbesluit over zijn existentie en het reddingsbesluit over zijn eindelijken afloop, daar spreekt het toch wel vanzelf, dat bij den persoon van Jezus zelfs ook deze schijnbare tegenspraak wegvalt, en er geen speld tusschen te brengen is, of ge al links het oog slaat op het Verlossingswerk, dan wel rechts op den persoon van den
En waar
wille,
nog
het
bij
soms
Middelaar die voor dat majestueuze werk bestemd is. Natuurlijk blijft de vraag over de ontwikkeling vq,n den mensch Christus Jezus in zi^jn aardsche existentie hier geheel buiten spel. Zoomin de lichamelijke als verstandelijke en geestelijke toeneming in genade bij God en menschen, wordt door hetgeen we van Gods raad l9eleden, ook maar in het minst gedeerd. En evenmin komt in ons op, in Eoomschen trant, de spontane werking van de menschelijke zielsen wilskrachten bij den Middelaar te loochenen, als hadde hij niet zeer terdege wel geloofd, om door geloof te leven. Waar V. b. het ons hier om te doen is, is maar de voltooide persoonlijkheid van den Middelaar, gelijk hij aan het kruis den zoen volbracht en nu door de majesteit van zijn kroon zijn verlosten begenadigt, voedt en tot zich optrekt. En van die voltooide persoonlijkheid, van dien persoon des nu werkenden en als koning heerschenden Middelaars, getuigen en belijden we, dat ze van eeuwigheid af verordineerd was naar den aard van het Middelaarswerk; bi] dat werk hoorde; en in alle deelen en eigenschappen alzoo bedoeld was en alzoo geworden is, om dat Verlossingswerk naar eisch en op het allerals noodig was, volkomenst te volbrengen. We belijden en getuigen, dat indien de persoon van den Middelaar ook maar eenigszins anders ware geweest, hij het Verlossingswerk niet zou hebben kunnen volbrengen. En belijden en getuigen omgekeerd, dat indien het Verlossingswerk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's