De leer der Verbonden - pagina 228
318
openen niet van God
En
tot zijn schepsel,
maar van den mensch
to^ öoc^ /
men ook
thans weer in de Doopsformule ontsluiten. Men misvormt de beteekenis van „Vader, Zoon en Geest" tot er ten leste van het heilig mysterie der Drievuldigheid geen spoor meer herkenbaar is, en lost geheel het zinrijk woord des Heeren op in den vagen klank van „God". Dat laat men er nog in, dat wil men voorshands nog bijbehouden, mits de bepaling van wat die God zijn zal aan ons vernuft en onze vindingrijkheid verblijve; maar dit staat vast: de betrekking waarin men zich bij dien Doop tot den Almachtige zal stellen, moet hoe ook verklaard, hoe ook aan wisseling onderhevig, een komen van den mensch tot God blijven. Neen „in den naam" is verouderd; „tot den naam" moet het worden ook in toch,
die poorte wil
onzen Doop. Dit nu mag niet geduld, en uit onwrikbare overtuiging wagen we de profetie, dat zoo menig belijder van den Christus, die nu nog over dit verschil heenziet, bij ontwikkeling van het proces en voortzetting van het wetenschappelijk onderzoek, eindigen zal met ook hierin den strijd voor het heilig pand te aanvaarden. We gaan nog verder. De ure is aanstaande, dat men ook van moderne zijde den eigen misgreep erkennen zal. Men weet dat er een tijd is geweest, dat driest en stout beweerd werd: „In geheel de Schrift is geen spoor van Jezus' Godheid of de Verzoening door zijn bloed te ontdekken!" Omdat men van de Schrift zich nog niet los dorst te maken en toch deze heilige artikelen niet geloofde, moest men wel zoo lang en zoo behendig met het uitlegkundig ontleedmes manoeuvreeren, tot de vaneen gereten Schrift hun schijnbaar ter wille werd. Nu reeds zijn we zoover, dat elk wetenschappelijke moderne deze onhoudbare stelling opgeeft, het vroeger beweren zelf als ijdel geknutsel veracht, en er voor uitkomt: Deze dingen staan wel in de Schrift, maar wij gelooven ze niet! Zoo nu zal het ook met de Doopsformule gaan! Zoodra slechts de laatste draad is afgebroken, die het leven huns harten nog aan den Doop verbindt, zoodra de positie van het oogenblik in geen halsbrekende uitlegkunde meer heil doet zoeken, zal waarheidszin en wetenschappelijke ernst ook op dit punt weer bij hun beste mannen bovenkomen, en zal het ridderlijk worden uitgesproken: Men had met dat ijveren voor „in den naam" wel terdege gelijk! Men versta ons wel. Er wordt onzerzijds niet ontkend, dat we ook „tot belijdenis van den naam enz." geroepen zijn, maar we ontkennen, dat het hiertoe komen kan, eer er een daad van Gods zij voorafging, en we staan hier niet bij de tweede maar bij de eerste schrede, bij het begin der toebrenging, hij den Doop!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 242 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 242 Pagina's