Het heil in ons - pagina 89
79
noch over die schuld het berouw, door wien ook, hiermee als weggecijferd worden beschouwd. Dit mag niet, overmits God de Heere ons het tef/endecl in zijn Woord als rercl openbaart. Mag niet, omdat deze feiten Gods heiliir in de consciëntie even vast en onwrikbaar staan als alle overige daden Gods in ons inwendig leven. En mag evenzeer niet, wijl èn in de vertwijfeling der bij uitstek schuldigen, «m in de verbrijzeling der kind oren Gods, het feitelijk samengaan van de volslagen onmacht des zondaars en het sterke werken der consciëntie, onherroepelijk en op onloochenbare wijze blijkt. Iiumers dat wij met ons vervalscht zintuig en ons ontspoord verstand de lijnen waarlangs beide feiten in eenzelfde punt van Gods wondere glorie saamloopen, nu niet meer, of wilt ge, nog niet, ten einde toe volgen kunnen, is hiermee zoo weinig in tegenspraak, dat die schuld de verantwoordelijkheid, maor,
het er veeleer uit volgt.
Ware het anders, dan zou of het samenstel van ons wezen, of de inwerking van de zonde óp dat samenstel, anders moeten zijn dan we, op grond der Schrift en in overeenstemming met de belijdenis der gezuiverde Kerken, aangaven. Niet op ons, maar juist op de ondiepe geesten, die de al verwoestende werking der zonde loochenen, rust dan ook de onmogelijke plicht, om 7'eeds in deze nevelen de zuivere harmonie aan te toonen tusschen wat in ons omgaat en van Godswege aan ons geschiedt. Wij voor ons kunnen slechts weergeven wat en zóóals God het in zijn Woord óns gaf; geheel afgezien van de vraag of we er tevens in slagen het in zulk een orde saam te leggen, dat wij zien dat het past.
En dan houde men, op het stuk van de redding des zondaars, van meet af steeds en gelijkelijk deze twee vast: ten eerste, God de Heere maakt door de wedergeboorte dat de zondaar het vermogen terug erlangt om te gelooven ; en ten andere, Hij brengt hem door de daad der wedergeboorte niet tot een nieuw zelfstandig, geïsoleerd leven, maar in levensgemeenschap met den Christus. „Gerechtvaardigd door het geloof in den Borg!" is daarom ook de eenige formule waarin de verbrijzelde zondaar ooit rust vond. Niet „leven", niet „kracht" maar geloof, en dat geloof, voor wat het vermogen en den wdl er toe aangaat, een gave Gods: ziedaar het middel ter behoudenis, maar om dan ook door dat geloof in een wondere, verborgene, onbeschrijflijke gemeenschap te treden met het „leven" en de „kracht" van den Middelaar. „Wat moet ik doen om zalig te worden?" is de vraag der beangsten van ziel, waarop nooit een ander antwoord volgen mag dan het levensrefrein, dat in een enkel accoord zoo heerlijk deze beide factoren ineen doet vloeien: Geloof, ja, maar neen dat is niet genoeg, „geloof in den Heere Jezus Christus!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's