Het heil ons toekomende - pagina 56
46
De
aanwijzing van het orgaan dier macht kan eerst later ter sprake voorshands zij het genoeg het bestaan en de onmisbaarheid van die macht te constateeren. Den Christus weerspreekt, wie deze macht miskent. Dat toch met het Sleutelbeeld wel terdege een macht, en niet alleen een kennisse bedoeld is, blijkt uit de bijvoeging: „Sleutels van het Koninkrijk der hemelen" onomstootelijk. Daarmee wordt niet ontkend, dat „sleutel" niet ook voor „ontsluiering van geheimenis" gebezigd wordt. De toegesloten deur heeft met het geheimzinnige en verborgene te groote gelijkheid, om den die de deur opent, niet ook tot beeld te kiezen voor de ontsleutel, sluiting van het mysterie. Slechts beweren we, dat het door Jezus tot Petrus gesprokene niet in deu verzwakten en gebroken zin mag
komen;
worden uitgelegd. Dit kon, zoo ook hier sprake was van den sleutel der kennis, een beeldspraak ook door Hem gebezigd, waar Hij den Farizeën en Schriftgeleerden verwijt: „Wee u, gij wetgeleerden! gij hebt den sleutel der kennis weggenomen gij zelven zijt niet ingegaan en die ingingen hebt ge verhinderd!" Hier daarentegen, waar niet van den sleutel der :
kennis,
maar van den Rijkssleutel melding
inleiding in geheimnissen,
geschiedt,
is iets
meer dan
werkelijke beslissing over persoon en leven. Wel hangen beiden op het nauwst en innigst samen. „U te kennen P'' Er is geen ingang in het E.ijk voor den het eeuwige leven is voor hart en bewustzijn geschonken wordt ingang tenzij er persoon, in
bet
is
ontsloten mj^sterie. Dit verband te loochenen ware aan beider en kracht te kort doen. Ook wij komen later op dien
waarheid
samenhang
terug.
er ter verklaring van zoo wichtig woord richtige onderscheiding en waardeering van elke eigenaardigheid des gekozenen woords. Onderscheiding tusschen inwendig leven en de uiting van het leven dat innerlijk werd gewrocht. Het kind Gods in ons is in het mysterie der persoonlijkheid nog iets anders en diepers, dan de belijdende en strijdende Christen, die zich naar buiten openbaart in deze bedeeling, en evenzeer nog iets anders, dan de verloste en gekroonde erfgenaam, die eens uit zal breken in de heerlijkheid des
Slechts
zij
Koninkrijks.
Onze
innerlijke kennis, d
w.
z.
het in ons opnemen, dus ook het
-^ en het leven, dus ook het levenslot, dat hieruit voortvloeit, mogen ten nauwste samenhangen, maar zijn toch twee. Spreekt de Heer van den „sleutel der kennis," dan wijst zijn woord naar dat gebied des innerlijken levens terug. Gewaagt Plij daarentegen van de „sleutelen des Riiks,'^ dan treden we hiermee op het uitwendig levensgebied over, en is er geen sprake meer van kennisse Gods en heiliging, maar zeer beslist van ontsluiting dier innerlijk genieten van het mysterie des Koninkrijks,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's