Het heil ons toekomende - pagina 96
86 Grieksch een apostolos wordt genoemd, dan kunnen we niet dat voor het voortdurend Apostolaat met verwijzing naar deze Schriftplaatsen het minste is gewonnen. in
het
inzien,
Afzonderlijke bespreking eischt dan nog slechts het geschrevene in Handelingen 14 14, waar Barnabas en Paulus apostelen heet en. Tot recht verstand van deze plaats lette men op het verhaal in :
Hand.
13.
In de gemeente van Antiochië, zoo lezen we, waren eenige profeten en leeraars, waaronder ook Barnabas en Saulus. In een tijd nu, dien de gemeente in gebed en vasten doorbracht, drong haar de Heilige Geest deze twee mannen uit te zenden en af te zonderen voor het werk waarvoor de Heere ze geroepen had. Men lei hun de handen op en liet ze gaan. En nu volgt, vs. 4 „Dezen dan uif(jezonden, tot gezanten gemaakt door den Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucië." Hieruit zien we dat ook de Heilige Geest, in zijn werk der toebrenging tot afzonderlijke landen en volken werktuigen uitverkiest, die, na de wijding der Gemeente ontvangen te hebben, niet voor de geheele gemeente van Christus, maar door een :
plaafselijke geyneente worden uitgezonden, om als gezanten, Apostelen in die landen en onder die volken op te treden. Zoo heeft de Kerk van Christus steeds dit zendingsapostolaat van den Heiligen Geest verstaan. Geheel het wezen onzer Zendingzaak onderstelt deze ziens wijs, en zoo dikwijls de Kerk sprak van Bonifacius, den Apostel der Duitschers, van Ansgar, den Apostel der Nooren, of van Cyrillus, den Apostel der Moraviërs, is nooit een gelijkstelling met het Apostolaat van den Zoon bedoeld, maar een daaraan ondergeschikt Apostolaat van den Heiligen Geest. Uitdrukkelijk heeft de Heere zelfs in zijn Hoogepriesterlijk gebed scherp onderscheiden tusschen de Hem gegeven, voor en door Hem uitverkoren jongeren, en alle overigen, die door hun woord in Hem gelooven zouden. Zelfs waarschuwt èn Paulus èn Christus zelf tegen hen, die voorgeven dat zij Apostelen zijn en zijn het niet. Zoo Paulus in 2 Cor. 11 13, waar hij schrijft: „Want zulke valsche Apostelen zijn hedrieglijke arbeiders, zich veranderende in Apostelen van Christus." Evenzoo de Heere zelf in zijn Zendbrief aan de gemeente van Efese, in Openb. 3:2: „Ik weet dat gij beproefd hebt dengenen die uitgeven dat zij Apostelen zijn en zij
enkele d.
i.
:
zijn het niet."
Uitdrukkelijk geeft daarom Paulus ook de merkteekenen aan, waaraan de ware Apostel kan herkend worden. Eerst in 1 Cor. 9:2: „Indien ik ook anderen geen Apostel ben, nochtans ben ik het ulieden, want gij zijt het zegel van mijn Apostelschap in den Heere." En naast dit zegel, bestaande in de stichting van nieuwe gemeenten, plaatst hij in 2 Cor. 12 12 vier andere kenmerken: „Want de :
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's