Heils termen - pagina 157
147
waarom
hij
op
deze
aarde geplaatst werd, en zulk een doel kon er En evenzoo. De vol-
volstrekte volmaaktkeid eenvoudig niet zijn. strekt volmaakte kan niet vallen. Weersprak bij
men dit, dan zou er ongestoorde zaliglieid denkbaar zijn; maar de vreeze voor afval des reinen zou steeds zijn vreugde rooven. Te belijden, dat Adam volstrekt volmaakt was en nochtans viel, laat zich dus niet samen rijmen, en waar het laatste onherroepelijk vaststond, kon dus het eerste geen
niet aanvaard.
Toch was ook hiermee de oplossing nog
niet
gevonden en behield
Pelagiaansche stelling der „kinderlijke onschuld" zelfs de strengste uitwas der volstrekte volmaaktheid zijn betrekkelijk recht. Hij toch dekte, hoe onhandig en eenzijdig ook, de sobere belijdenis der Christelijke Kerk, en hield hiermee den weg voor diepere zielen open, die tot erkenning van de ontzettendheid der zonde, in haar tegen
de
vrucht van dood en vloek, leiden kan. Allengs echter is men aan beider eenzijdigheid weer ontwassen en wordt aio-emeen de behoefte erkend aan een scherper karakterteekening van den paradijstoestand, die aan de volstrekte volmaaktheid ontkomt, zonder de volstrektheid van den zondeval te verzwakken. Dit nu is alleen op de historische lijn onzer Kerk te vinden. Eerst zoo we met beslistheid van de ongereformeerde leerverklaring tot de echt Gereformeerde stelling teruggaan „in ware gerechtigheid en heiligheid o-eschapen," en met onze Dordtsche Yaderen de dwaling verwerpen „van hen, die leeren, dat de geestelijke gaven, als goedheid, heiligheid en gerechtigheid in den wil des menschen, toen hij geschapen werd, niet kunnen bestaan hebben," is het standpunt weer ino-enomen, van waaruit, door scherper onderzoek der Schrift, voller ontwikkeling van deze Gereformeerde belijdenis, denkbaar is. Slechts twee denkbeelden behoeven daartoe uit de Schrift in de Gemeente te dringen, die beide door ons uitvoerig aan de hand der Schrift betoogd zijn. Het eerste is dit: dat „heiligen" is het doen ophouden der vermenging, het afzonderen en afscheiden, en heilio-heid dus niets anders beteekent dan een staat van zedelijke onvermeno-dheid. Het tweede zouden we liefst dus omschrijven: dat stellige
volmaking niet is een naderen tot het heilige, maar een wassen in Christus, na op eenmaal door een daad Gods in het heilige gezet te zijn. Pas deze twee wenken der Schrift op den staat der rechtheid toe, en elke moeilijkheid verdwijnt. Immers. Van een vermengd zijn met het kwade kon bij Adam voor den val o-een sprake zijn. De onvermengdheid was bij hem dus vokomen en de heiligheid, waarin hij stond, kan aan geen den minsten twijfel onderworpen zijn. Maar evenzoo. Het feit, dat hij door den Schepper in de ware heiligheid gezet was, sloot zijn wassen in den Zoon niet uit, maar maakte dit juist mogelijk. Hij stond op het heilige terrein, hij leefde in het eeuwig-heilige. Zijn God had hem in dat
de
Christelijke
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 294 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 294 Pagina's