Het heil in ons - pagina 59
49
Ook van onze
Jvroeg gestorven kinderen moet het beleden, dat ze niet dan krank tot aanzijn konden komen; dat ze, uit deze wereld des doods voortgekomen, niet dan de doodskiemen in hun .eigen wezen konden dragen; ja, dat ze, geworden uit een menschelijke natuur, die zondig en dies onheilig voor uit
God
den kranken
vrortel gesproten,
zonder schulddelging en verzoening niet dan voorwerpen van toorn konden zijn, vervreemd van het leven Gods en onvatbaar voor het invloeien van den stroom zijner heilige liefde. Ook voor hen is dus onmisbaar het genezen worden van hun krankheid door den éénigen Medicijnmeestqr, het getrokken worden uit het rijk der duisternis naar het Koninkrijk van den Zoon der liefde, het overgaan in het leven uit den dood. Ook over hen moet komen dat bloed der verzoening, dat van alle zonden reinigt, en den schuldige in zichzelf heilig stelt voor zijn God. Kortom, al de veelheid en rijkdom, die, door het welbehagen Gods ons bereid, door zijn raad ons beschikt en in den Eéngeborene ons geschonken is, moet in al zijn volheid en in al zijn deelen ook aan onze vroeg gestorvenen geschonken worden, zullen ze met de kinderen der opstanding eens jubelen in de volheid van het heil. En toch sterven ze te vroeg, om ooit op deze aarde den naam van Jezus te kunnen stamelen; te jong, om, met het eigen gewetensoog wat van Sathan en van Christus is onderscheidend, voor hun Heiland te kiezen en hem trouw te zweren met den heiligen moed des geloofs. Yan een eigen daad kon bij hen nog geen sprake zijn. Dit klemt te sterker, zoo men ook met de jongsten onzer vroeg gestorvenen rekent, en ze sterven soms zoo heel vroeg, kort na, soms in, een enkele maal zelfs vóór de geboorte. En toch, die allen moet de Christelijke liefde in haar beschouwing saamvatten. Ook het wichtje, dat nooit het oog voor het levenslicht opende, heeft toch geleefd, is een menschelijk 'wezen, heeft een bestaan, een aanzijn; vergeet het niet, een teuwiy aanzijn; ook op hem dringt de levensvraag van verderf of zaligheid aan. Valt hiermee elk begrip, hoe flauw, hoe mat, hoe onwaarneembaar ook, van eigen meewerking, weg, dan brengt het lot dezer geheimzinnige wezens ons ook tot de onontwijkbare slotsom, dat de wedergeboorte geheel lijdelijk door hen wordt ondergaan en een levendmaking van hun ziel door Gods hand is, w^aarvan zij zelven, waarvan hun moeder niets bespeurt, en die plaats grijpt in de spelende kinderjaren, soms reeds in het wiegje, dok, vroeger nog, reeds eer het is,
zijn
kindeke geboren was in zijn moeders schoot. Dat zulk een werking van den Heiligen Geest mogelijk is, leert de Schrift onwedersprekelijk. Wat ze ons van Johannes den Dooper meldt, is te dezen opzichte afdoende, Eeeds in zijn moeders schoot, zoo kondigt de engel het aan Zacharias aan, zou hij vervuld worden met den Heiligen Geest; en als Elizabeth Maria ontmoet, wordt het III
4
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's