Dictaten dogmatiek. Locus de Sacra Scriptura, Creatione, Creaturis - pagina 476
college-dictaat van een der studenten
LOCUS DE CREATIONÈ.
60
Gods
Ons
en onzen wil.
wil
willen wordt in ons gewrocht door het welbe-
hagen Gods. Het komt ook nog
wordt
al
een tekst, die op
uit in
ook vaak gerepeteerd,
hij
n.1.
't
eerste hooren
vreemd
40
„Wie
in Jesaia
14:
13,
:
schijnt,
heeft
den
Hem als Zijn raadsman onderwezen ? heeft Hij raad gehouden, die Hem verstand zou geven, en Hem van het pad des rechts? en Hem wetenschap zou leeren, en Hem
Geest des Heeren bestierd, en wie heeft
Met wien zou leeren
bekend maken den weg des veelvoudigen verstands ?"
zou
zich twee vragen voor,
doen
doet,
De kranke neemt
alleen kan.
den
Hij
arts.
kon het ook
jo.
of het S-iA/j^ax vrij
het drankje wel vrijwillig
laten staan,
maar
Bij
in,
Daarom moet hij een raadsman hebben. Op dien zoo was het bij den Heere niet. Zijn wil Jesaia,
wat men
20.
of ik het
maar op raad van
eigen kennis
zijn
iets
en
is,
is
genoeg-
niet
zaam.
steunt zijn wil. Maar,
zegt
is
aan den raad
niet
van een ander gebonden geweest.
En Paulus hecht aan deze woorden zooveel beteekenis, dat hij ze opneemt slot van een gewichtige uiteenzetting, Rom. 11 34 „Want wie heeft den zin des Heeren gekend ? Of wie is Zijn Raadsman geweest ?" Er is dus
aan het
dat
niets,
gebeurt In
:
:
Cor. 2
1
oorzake
ter
maar het :
eenig
schepsel
of
16 vindt
men nogmaals
gedachten
ulieder
niet
zijn
Want
wegen, spreekt de Heere.
uit i>i
in
gedachten, en
gelijk
van een ander
inspiratie
roü 0£oi.
dezelfde aanhaling van deze woorden.
wordt het bovendien nog uitgedrukt
Plastisch
Mijne
van
den meest absoluten zin
in
is
:
Jesaia 55
:
uwe wegen
de hemelen hooger
zijn
8
—
11
:
zijn niet
„Want Mijne
dan de aarde,
daalt,
wegen hooger dan uwe wegen, en Mijne gedachten dan gedachten. Want gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederen derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde, en maakt,
dat
voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier, en brood den eter
alzoo ulieder
zijn
zij
Mijne
alzoo zal Mijn woord, dat tot
Mij
wederkeeren,
voorspoedig
Gode
iets
zijn in
uit
Mijn
maar het
mond
uitgaat,
doen
zal
ook
hetgeen
zijn
Mij
;
het zal niet ledig
behaagt,
en het zal
Ware uit onze gedachten boven Gods gedachten. Maar God
hetgeen, waartoe Ik het zende."
dan
toegekomen,
stonden
ze
bepaalt doel en intentie.
Welke quaestie zit nu achter dit alles ? De uitnemendste Heidenen erkenden wel, dat de dingen aan Zeus of welken anderen God men wil, hun ontstaan dankten, maar boven dezen stond nog weer een onbegrepen
iets,
ook gekomen
noodzakelijkheid
is
Wel hebben
haar
zij
de ü^kp^ivn, het fatum, de necessitas. Die hoogere
gemitigeerd,
in
de leer der lex aeterna der Roomschen.
maar de formule ervan
is
toch door hen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 776 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 776 Pagina's