Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 507
college-dictaat van een der studenten
Hfdst.
God Van
Het Bewijs voor de
II.
Openb aring.
Heilige DrieËenHeid uit de
73
gebiedt; daarin bestaat het authentieke en het heiUge dezer acte. oudsher heeft nu de kerk zich ook op deze uitspraken die wij hier lezen als bewijs
beroepen
men dacht
voor de Triniteit;
die
dan
te
bewijzen door het
woorden „De Heere zegene en behoede ü" enz. (Num. 6 24—26). Dit bewijs is echter niet in, op onjuiste manier aan die woorden ontleend, het ligt er op zichzelf bovengenoemde en het staat er ook hier mede evenals ten opzichte van de drieledige van deze
:
mannen aan de eikenbosschen van Mamre. Anders komt de vraag echter te staan, als men haar gaat stellen op deze
verschijning der drie
manier Als
van achteren
wij
dan ook
Christus, ligt
in
Daarop
ons antwoord volmondig
is
Openbaring openbaring der Drieëenheid ?" „ja" ; wij vinden hier een der middelen
het mysterie kennen uit de volheid der hierin niet de :
waardoor God de Heere de belijdenis van Zijn Drieëenig Wezen heeft willen los op voorbereiden in het volk van Israël; deze plaats nemen wij niet als schakels in de zichzelve staande in de Heilige Schrift, maar als een van de ontwikkelingsketen der Openbaring waarin
God
voortschrijdt tot de ternarische
manifesteering van Zijn Wezen. Ligt
dan
drievoudig besef
komen uit
ternarische
het is
Neen
?
ternarische
die
enkele plaatsen, als
genoemde zegenspreuk
reeds vroeger zagen wij immers dat de ternaar
;
ingeschapen
ligt
begrip daarin dat de hier
;
want ook
daar,
uitdrukkingen
waar niemand om
voor,
in
ons
de Triniteit denkt,
zooals ons ten duidelijkste
blijkt
bijv. uit
waar op ternarische wijze wordt gezegd „Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze" ook uit 29: „O land, land, land, hoor des Heeren woord", waar wij evenJer. 22 Jer.
7
4,
:
:
;
:
eens ternarische repetitie vinden voorts uit 27, waar ook evenals in de vorige verzen een ternarische wijze Ezech. 21 van uitdrukking voorkomt in het „Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, ;
:
en eindelijk ook uit 33, waar koning David, weenende over zijnen zoon uitroept gestor„Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom, och dat ik voor u
omgekeerd
stellen",
2 Sam. 18
:
ven ware." dus een ternarische uitdrukking geen bewijs voor het bestaan van een Drieëenig Wezen 't was bij Israël evenals bij ons het geval, dat de rythmus van het leven zich, vooral in opgewonden oogenblikken ternarisch
Op
zichzelf
is
;
uitdrukt,
dus alleen een analogie in met het Wezen Gods; die mensch zoo gevonden wordt, moet ook bij God bestaan, den mensch naar Zijn beeld schiep. Er is in die woorden van Num. 6
en
uiting
die
omdat
Hij
er
bij
ligt
den
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's