Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 321

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 321

college-dictaat van een der studenten

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

§

De virtutibus

7.

omdat ze anders nooit misverstand voorkomen.

een enkel

allicht

alomtegenwoordigheid Gods.

De

en

Tijd

a.

komen, en nu

sprake

ter

plaats,

303

Dei.

plaats

zijn

de twee categorieën, waar ons menschelijk bestaan

en denken zich door heen beweegt. Wij hebben thans dus te vragen, in welke verhouding het Eeuwige Wezen staat tot de plaats. En daarop antwoordt de

van de omnipraesentia Dei.

belijdenis

De

aeternitas

wij over

maken dan tezamen

de immensitas of

uit

generale begrip hier verder niet handelen.

dit

Dei

de omnipraesentia

Bij

1,

waarom

Dei,

infinitas

en omnipraesentia

nu hebben wij ons voor

van

de gangbare, maar onjuiste voorstelling, die niet theologisch

bijv.

wordt uitgedrukt

zevende Gezang

in het

„Op bergen en

:

maken

alles los te is,

gelijk ze

in dalen, ja,

overal

God!" Deze voorstelling mist elk theologisch karakter en is naturalistisch. Daarbij wordt God zeker fluidum, zekere geest, qui omnia permeat. Op gelijke wijze als de electriciteit door niets verhinderd wordt om door te dringen, zoo is

God geen

zou ook

klep of weerstand hebben,

God

halven

een

niets

naturalistische

God

virtus

God

aarde of

God

als

in

niet",

zich besluit.

omnia

elk

daaruit

van die twee helften

theologische voorstelling heeft met deze

De

maar

gemeen,

God moeten

het, qui

is

in

maar alles penetreeren. Maar

twee helften doorsnijd,

volgt, dat, als ik het heelal in

zij

begrijpen.

gaat hiervan

De

uit,

dat wij ook

bij

deze

is

deze:

eenvoudige logische deductie

definit et definitur nulla re.

Kon

er

nu eene plek op

den hemel gedacht worden, waarvan men zeggen kon dan zou God door die plek begrensd, bepaald worden in

:

„Daar zijn

is

wezen.

ondenkbaar zonder een bepaler van die grens. En wie aan het wezen Gods eene grens vermocht te stellen, zou hovenGoó, dus zelf God zijn. Het God zijn van God eischt dus, theologice, dat er geene grens Het begrip van het wezen Gods valt voor ons weg, is voor zijn wezen. Die bepaling

zoodra wij

is

eenige

bepaling

begrenzing

of

aannemen, waarachter God

niet

komen kan. En daaruit volgt onmiddellijk, dat er in het gansche heelal geen „Daar is God niet." plek zijn kan, waarvan men zeggen mag In de tweede plaats, als er in den hemel, op de aarde of in den abyssus 2. zulk een plek was, waar God niet tegenwoordig was, dan zou die plek toch een oorsprong moeten hebben. Ook eene plaats toch moet geschapen wezen, al :

is

het

moeilijk

hankelijk

voor

ons

om

van God, dan moet

dat in te denken. zij

met wat

er

op

nu eenige plaats onaf-

Is

er

is

eene andere oorzaak, een

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's

Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 321

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's