Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 150
college-dictaat van een der studenten
Locus DE Deo (Pars Prima.)
132
Maar gaat men van
grondgewaarwording
die
bewustzijn van aangedaan en overmocht zich.
te
uit,
dan heeft men
in zich het
worden door eene hoogere macht boven
En
die macht nu maakt zich aan ons bekend als de macht, die niet onze gemoedsstemming, maar ook ons aanzijn zelf beheerscht, die aan ook voorafgaat en waaraan wij ons aanzijn dank weten, gelijk David in
alleen
ons
Psalm den
139
begint
met de uitwendige gewaarwordingen, maar afdaalt
grond
innerlijken
gebeente was voor
van
U
zijn
niet verholen, als ik in het
een borduursel gewrocht ben
als
bestaan, zijn en aanzijn, als
tot in
„Mijn
zegt:
hij
verborgene gemaakt ben en
de nederste deelen der aarde."
in
Diezelfde en gelijksoortige gewaarwordingen hebben, naar wij bemerken, ook
andere personen.
Ja, als wij
met onze theologia acquisita nog verder gaan
den kosmos, dan zien we, dat overal diezelfde macht heerscht, die macht rust. Door dit alles nu komt er een
in
ons, dat er een
in
tis
mos
werkt, dat
iets
en
in
dat het alles
sensusdmnita-
van waaruit die macht op ons en op den kos-
een sedes potentiae, een focus, van waaruit
zij er
werkingen
schillende
zij,
rechtstreeksch postulaat van den
ja,
verschijnselen
eradieeren.
En dat
is
al
die ver-
wat
het,
wij
bedoelen, als wij spreken van het wezen Gods. In het minst dus geene philoso-
phische
voelen
constructie,
op en
in,
Zonder In
om
maar een onmiddellijk
sensus
divinitatis,
ons
innerlijk
ons uitgeoefend.
we daar nog iets aan toevoegen. wezens en ook onszelven als wezens
Fichtianisme te vervallen, moeten
in
Doch onder
al
wezens
die
eigen besef het eigen ik het
allerlei blijft
—
gegeven. Een klein kind, dat nog niet zichzelf
in
hierin heeft Fichte gelijk
primum verum.
eenvoudig krankzinnig. Ons menscheiijk
van
van wat wij
postulaat
de fons, de vis movens van de werkingen,
ons menscheiijk leven nemen wij
waar.
is
den
in
tot
ik
is
Bij
wien dat
niet
—
zoo
voor
is,
die
onmiddellijk als uitgangspunt
aanvankelijke rijpheid
den derden persoon, maar nauwlijks
rijpt
kwam,
spreekt
het zelfbewustzijn,
Welnu, datzelfde geldt voor alle menschen. Dat maar eenvoudig de noodzakelijke consequentie van ons En alle poging, om dat „ik" opzij te dringen, leidt tot
of het „ik" doet zich gelden. is
nog geene
menscheiijk
zelfzucht,
bestaan.
eene zieke, valsch-mystieke opvatting van het leven. Niet ons wezen, maar ons is gegeven als uitgangspunt, dat ik komt als ultima ratio van het wezen onmiddellijk met ons besef op. Dit is de oorzaak, waarom wij, als we nu ook ik
van
al
dringen
om
de
werkingen Gods
tot
den „focus" dier werkingen, niet komen
in,
op en
ons de slotsom opmaken en doortot
de belijdenis van een
maar van een ik, dat tegenover ons staat, eenvoudig, omdat wij den diepsten grond niet vinden in ons wezen, maar in ons ik. Laagstaande menwezen, schen
spreken
altijd
van
hun
ik.
Inzooverre
moet
men toegeven,
dat
het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's