Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 152
college-dictaat van een der studenten
Locus DE Deo (Pars Prima.)
134
wordt die belijdenis dus niet gebaseerd op het individueel besef maar op het besef van de menschheid, genomen in de veelheid der individuen, en dat, gelijk we zagen, per viamgraduum, processus, coniunctionis. In de tweede plaats hebben wij ook te doen met het abnormale tengevolge van de verzwakking, die het menschelijk besef heeft ondergaan door den dan
wezen,
A
van
of B,
Daarom
invloed van de zonde.
plaatst
God
in Christus,
den
de representatie van heel het menschelijk geslacht voor ons,
maar volkomen normaal.
dat niet abnormaal,
en
de Heilige Schrift
in
uiting
ons
een individu,
Uit dien Christus
komt ons
het ware een residu en document toe van de normale
als
van het levensbesef, dat het menschelijk geslacht
En
opklaren.
bewustzijn
olog to~j avB-f^TO'jj
niet
het
is
De
bezit.
Schrift
dus door het menschelijk besef
als
komt zoo-
danig, in graad, proces en verband, en verhelderd door de openbaring der Heilige Schriftuur, dat wij
ons
als
komen
de belijdenis van
en ons toekomende
uitstralende
alle
tot
E. Ziet
maar
in
van de tegenrei
dat Ik van God,
in
en
om
die in zijn
bezit.
nu het groote gevaar, dat wij vervallen
ontstaat
Hierbij
het
uit
wezen
dat tegenover ons ik treedt, zijn eigen
Ik,
de werkingen
al
den reizang van Vondels „Lucifer", waar het
in
pantheïsme.
uit
den mond
klinkt
„Dat's God, Oneindig
Van
Deze uitdrukking
is
alle ding, dat
Eeuwig Wezen
Wezen
heeft."
zeer kettersch, eene pantheïstisch-mystieke verklaring,
die
ten
eenenmale tegen
zoo
zijn
wij Boedhisten, geen Christenen.
de
waarheid ingaat.
Indien dit onze belijdenis
is,
waar komt het hier op aan ? Als ik zeg, dat God het Wezen is dat wezen heeft, dan is er maar éen Wezen, namelijk God, en bestaat er geen wezen buiten Hem. Dan moge er in de phaenomena (in de creaturen kan men niet eens meer zeggen) al wezenheid zijn, die wezenheid Immers,
van
is
alle ding,
van
die niet
God
zelf; Hij heeft ze er niet in gelegd,
phaenomena. bedoeld
;
aanbidding
Dat
veeleer
van
is
de
fout, die
schreef
hij
maar
Vondel begaat.
is
zelf het
En nu
heeft
wezen van hij
dat wel
aldus, door dichterlijke aandrift verleid,
maar
bij
daarom moeten wij te meer waarschuwen tegen het pantheïsme, zooals dat ook hier weer, gelijk altijd, in schoonen, aantrekkelijken vorm zijn booze gif druppelt. Vondel bedoelde 't niet kwaad, want hij spreekt van „alle ding, dat wezen heeft"; daar is dus het
de
zijne
ziel
;
juist
wezen aan de dingen toegekend. Inzooverre is het eene dichterlijke contradicMaar het gevaar blijft bestaan. Gelijk het zich ook klaar vertoont bij
tie.
Spinoza.
Daar
is
„God" de eenige Substanz en eene andere Substanz
is
er niet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's