Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 642
college-dictaat van een der studenten
208
Locus DE Deo (Pars Altera.)
Nu
IV.
Zoo
rijst
eene andere vraag,
deze
nl.
het nu metterdaad niet te looclienen valt, dat in de Heilige Schrift het
subiect in den Christus voorkomt als een Goddelijk subiect, in welke relatie plaatst dan nu de Heilige Schrift dat Goddelijke subiect in den Christus tegenover het Goddelijk subiect in den Vader en den Heiligen Geest ?
Die eerste vraag heeft de kerk behandeld
in
het
dogma van de genera
tio
F ilii aeterna. Dit
het leerstuk waarin de kerk tot uiting bracht,
is
dienaangaande
Wat wordt
A.
wat de Heilige
Schrift
leert.
nu onder die eeuwige generatie verstaan ?
er
Onder het begrip van „generatio aeterna" wordt verstaan, dat het subiect van den Zoon zijn oorsprong vindt in den Vader; niet begonnen is zijn oor1.
sprong
den Vader
in
maar dien vindt van eeuwigin den Zoon nooit eeuwigheid van den Vader los wordt, maar door altoos vinden op zeker
te
tijdstip,
heid tot eeuwigheid, en op zulk eene wijze, dat het subiect
van
eeuwigheid
voortgaande
tot
generatie
van
eeuwigheid
tot
eeuwigheid
is
Hem
uit
geboren
wordende. Bij
menschen
is er een tijdstip waarop het kind geboren wordt, dan komen wezens tegenover elkander te staan, en de generatie is afgeloopen,
twee
er
maar de uitdrukking „generatio aeterna" beduidt dat er wel generatie plaats heeft, maar dat die generatie nooit een terminus bereikt, en er nooit een
wezen Het
ontstaat naast den Vader. vanzelf, dat we, wanneer we die formule „eeuwige generatie" daarmede slechts een stamelende poging doen om een diep ver-
spreekt
bezigen,
borgen
mysterie
zooals wij
Goddelijk
het
uit
bezigen,
die
Wezen
zal altoos ver
uit
te
De
spreken.
uitdrukking,
beneden de waarheid en waardigheid
der zaak blijven, maar wij hebben nu eenmaal dergelijke uitdrukkingen noodig, zal
niet
de zaak die wij bedoelen buiten ons bewustzijn omgaan
len
dus
niet
;
wij
bedoe-
de zaak met deze benaming ook maar eenigszins adaequaat
uit te
drukken.
Wanneer nu
dit
begrip
van
wat het begrip van
genereerder,
vader en
moeder samen omvat, overgebracht op God den Heere, genomen zal worden niet als voortvloeiende uit eene actie in het verleden, maar sensu absoluto, zoodat voort,
in
dat
het genereeren het wezen zelf wordt uitgedrukt, dan vloeit daaruit
genereeren
dit
moet
zijn
eene
altoos
doorgaande daad, en dat
woord „eeuwige". eene generatie, die eeuwen geleden
karakter wordt uitgedrukt door het
Het begin
beteekent
noch
niet
einde
nereerd", maar
:
zoodat
heeft,
„Vader
is
Hij,
het
omdat
bij
God
nooit
is
:
is,
maar eene
die
„Hij heeft ééns gege-
Hij altijd is genereerende".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's