Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 213
college-dictaat van een der studenten
§
De nominibus
6.
Dei.
195
Zonde en heiligheid zijn identisch, beide ethisch en met eenzelfdcn impuls, maar alleen daarin uiteenloopend, dat de een negatief, de ander positief is, de eene plus en de andere minus werkt. Zoo ook zotheid en wijsheid. De „fooi", optrad
die
maar
tegendeel,
ook
„Plays"
maar
en rh
(jucroq
plus- en minusreeks. vanzelf
onderstelt
Shakespeare,
bij
als zot richt hij juist
is
geen domoor, geen dwaas, die
de gegevens der wijsheid op hun
verkeert de plusreeks in eene minusreeks.
hij
'ayciTTri
Y]
de
in
dolt,
iets
1
maar
idenüsch in den wortel,
Welnu, zoo
nu
zijn
ze loopen uiteen in eene
En eene plusreeks zonder minusreeks is onmogelijk; 1 -+ n n; vandaar, dat de liefde niet wezen kan zonder den
—
haat.
Daarom wordt
Hij haat. Deut.
dat
uw God
de Heere in
er
dan ook 16
;
in
haat." Zach. 8
17: „Denkt niet de een des anderen
:
Pergamus: „Alzoo hebt ook
in
kwaad
want al deze zijn dingen, spreekt de Heere." Mal. 1:3: „Nochtans heb Ik Jakob liefgehad,
en Ezau heb Ik gehaat." Openb. 2
Ik
gezegd,
22: „Gij zult u geen opgericht beeld stellen, hetwelk
ulieder hart, en hebt een valschen eed niet
die Ik haat,
God den Heere
de Heilige Schrift van
:
lief;
15 zegt de Christus tót de gemeente van
die de leering der Nicolaïeten houden, hetwelk
gij,
haat." Cf. voorts de Concordantie in voce.
De haat is dus God. Adam in
aanwezig
niet alleen
in
den zondigen mensch, maar evenzeer
het paradijs bezat niet enkel liefde,
maar meer haat gehad jegens Satan,
hij
ware
maar ook
niet gevallen.
haat.
Als
Eva
Had bij
hij
haar
noodlottigen dialoog zich maar terstond met haat van de slang had afgekeerd, zij
ware behouden gebleven. Dienovereenkomstig wordt
afgekeurd,
wordt
in
de Heilige Schrift de haat
maar integendeel hem
te ctyxTrav,
dan volgt
hem ook geboden wordt
te
in
den mensch
daaruit, naar hetgeen wij zagen, onmiddellijk, dat fx,icrir./.
Wel wordt afgekeurd, dat men zijne uwe vijanden lief!" Maar Gods
en wordt ons geboden: „Hebt
haat,
moeten
wij
haten! Cf. Ps. 139
:
21 en 22:
„Zou
haten, en verdriet hebben in degenen, die tegen
volkomen haat;
niet
Als den mensch geboden
tot plicht gesteld.
tot vijanden zijn
wij niet willen „vergoelijken",
zij
mij."
ik niet haten,
U
opstaan?
vijanden vijanden
Heere, die
Ik haat
U
hen met
Neen, dat zeggen van David moeten
want deze woorden eeren
en wie ze niet meezingen wil of kan, toont
juist
juist
hem, die ze zong,
daardoor, dat
hij
nog
laag
te
God. Uit dat oogpunt moeten dan ook de vloekpsalmen verstaan worden. Ongetwijfeld, deze zijn eene uiting van haat, maar daardoor leggen zij juist getuigenis af van de vele en diepe liefde, die geworstaat in zijne liefde tot zijn
teld
was
geene
in
het hart dier zangers.
liefde; integendeel,
en daarom keerden
zij
zij
Men moet
hadden God
niet
lief
tot
zeggen Die menschen hadden :
in
zich tegen de vijanden van
het diepste van
God
en van
Gods
hun
hart,
volk. Ï3
En
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's