Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 433
college-dictaat van een der studenten
§
De virtutibus
7.
415
Dei.
wonderen, die de Christus en de profeten en de apostelen hebben gewrocht. Nooit deden ze die
God hem kunnen
En
geeft.
zij
maar altoos krachtens de Almachtigheid Gods. Ook Satan bezit geene macht dan die
zichzelf,
uit
wonderen doet".
Hij is het, „die alleen
alleen als
verschijnen.
Men
God aan de
engelen
ziet,
een lichaam schenkt,
tijdelijk
van hoeveel belang
punt
dit
is
voor heel
de dogmatiek.
En
de vierde plaats
in
is
dit
een gevolgtrekking van het hierboven gezegde,
dat er nooit in eenig schepsel eene potentia
een finis zou stellen.
de vrije wil des
dat
lijk,
wil
lijken
Hier
de
is
strijd
kan
die
zijn,
aan de potentia Dei
met het Arminianisme.
menschen zulk een
Dat
leert
eigen-
finis stelt.
Naar dien mensche-
De
des menschen, eene
moet Gods almacht zich schikken.
wil
causa secunda, wordt alzoo eene causa prima, waaraan de causa prima, Gods almacht, zich zou hebben te onderwerpen.
De omnipotentia quod ad extensionem.
30.
Gemeenlijk als
zoo zeggen
ik
heeft en
nu nog
bij
mag,
de almacht Gods alleen aan de physieke kracht,
waarmede God den hemel en de aarde geschapen
onderhoudt, die dan
alles
nederwerpen der volkeren,
in het
van den kosmos, enz.
genesie
want
denkt men
zij
beperkt
in
Maar
Gods almacht en
is
bijv.
uitkomt
in
donder en bliksem,
de opwekking van Christus, die opvatting
de palin-
in
door en door verkeerd,
is
op zichzelf dwaas en onzinnig. De omni-
potentia Dei gaat niet alleen over het physieke leven,
maar over alle
het
enz. enz. leven van een
zedelijke,
aesthetische,
intellectueele,
iuridische
leven,
o\er
waar maar menschelijke krachtsoefening bij te pas komt. alleen physieke kracht, maar evenzeer denkkracht, zedelijke kracht enz. Welnu, op al die terreinen strekt zich Gods almacht uit, op het psychische zoowel als op het physische levensgebied. Hier ligt ook het uitgangspunt van de gereformeerde belijdenis aangaande de genade Gods, namelijk als eene onwederstandelijke werking van Gods almacht op zedelijk en geestelijk gebied. Daar ligt de vastheid der gereformeerde belijdenis in.
mensch,
En
er
over
is
alles,
immers
niet
Wij hebben hier dus geene bijzaak, maar eene hoofdzaak. „Ik
geloof
aarde",
—
in
God den Vader, den
Almachtige, Schepper des hemels en der
behoort daar ook niet toe het psychische leven van den mensch
behoort daar ook niet toe de wereld der engelen sloten
het
schoonheidsbesef,
zedelijke
;
ligt
daar niet mee
wereldorde, enz. enz. ?
in
opge-
Altegader
En dat geldt evenzeer van allerlei y^xplfr/uxTx, van genie De almacht Gods breidt zich tot heel het leven uit.
niet-physische dingen
en talenten, enz.
de
!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's