Dictaten dogmatiek. Locus de Salute, Ecclesia, Sacramentis - pagina 614
college-dictaat van een der studenten, niet in den handel
Locus DE Sacramentis.
140
behandelt de quaestie van den kinderdoop.
Calvijn
§ 20 zegt futuram
hij
„Denique nullo negotio
:
poenitentiam
arcana
tarnen
„Quos
electione
fidem
et
dignatus
sua
quae
:
etsi
utriusque
operatione
Spiritus
Dominus,
est
nondum semen
incomprehensa renovat, Het tweede
si
in
in
formatae
illis
latet,
illis
en
In
sunt,
§
in
21
:
accepto regenerationis signo, nobis
;
meer het oog op jonge kinderen na den
heeft blijkbaar
citaat
§ 17—21.
quam adolaverint eos virtute sui Spiritus quo modo expedire solus ipse providet."
praesenti vita ante demigrent
doop,
16.
Instit.
solvi potest objecti haec, baptizari in
het eerste ziet Calvijn op den grond van den doop.
bij
Guydo de Bray bespreekt de bezwaren van de Telobaptisten ingebracht, in een werkje „De wortel, de oorsprong en het fundament der Wederdoopers." ïn :
een breed betoog wijst
kunnen
zijn,
o.
in
a.
ook wedergeboren
Nu
de kleine kinderen wel wedergeborenen
er op, dat
„Zulks verhindert
:
wat de Wederdoopers,
zijn,
een bedorven natuur en
zijn
van de natuur nog
herboorte
van
niet
Gods
het
is
verstand verborgen
ik zeg,
Nu
vraagt
:
mogelijk,
is,
zoo
is
God de
dat
;
290
a.)
daarom hebben ze zulke
hij
dit
:
kinderen
wederbaart, vragen de
„hoewel het werk van God voor ons
het nochtans desniettemin
God de kinderkens
als
zelf herbaart
hij
:
„Waarom kunnen de
waar
;
nu
is
het zeker
en maakt ze nieuwe creaturen,
kinderen niet der wedergeboorte, even-
der verderfenis deelachtig zijn ?"
„Indien
zij
verdorven
dat in hen door de zonde
verstaan niet
(fol.
degeen, die Hij zaligmaakt."
goed uiteen
blijft
maar
wedergeboren, hoewel de
maar door de eenige goedheid en barmhar-
eigen,
Wederdoopers. Daarop antwoordt en gewis, dat
hen
in
;
Ze hebben
Jezus Christus."
in
Maar hoe
der
schandelijke ketterij.
verlost, geheiligd en
verderfelijkheid
tigheid
hij
daarom verdoemlijk voor God
van zulke verderfenis
zijn
is".
op de
die loochenen, dat de erfzonde
kinderen overgaat, ontkennen. Dit noemt
„Zij
dat de kinderkens
niet,
door de kracht des Heeren, die ons onbegrijpelijk
zijn,
de vraag of de kleine kinderen der geloovigen ook niet kinderen
stelt hij
des toorns
hij
deze woorden
en te weten,
zijn
Adams
Zijn standpunt zet
hij
duidelijk
en worden mogen (kunnen), en het verderf, is,
bezitten en beërven kunnen, ja zonder te
wat zonde en verderving
zij,
waarom
zullen ze
ook
door gelijke reden, zoowel de wedergeboorte en de vernieuwing bezitten
en beërven kunnen, die wij door Christus, den tweeden Adam,
in zijnen
Geest
verkrijgen ?"
Over
de
vraag, wie dan de wedergeboorte kunnen hebben, spreekt
hij
fol.
b. „Indien men in der waarheid, zonder eenig feilen moest weten, eer men doopen ging, wie geloovig en van God uitverkoren zijn, zoo moest men God zelf wezen."
285
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 728 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 728 Pagina's