Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 187

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 187

college-dictaat van een der studenten

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

Heere de

in

zijn

Dat

uitstraling

van

de zon

maar God, voorzoover echter geen schijn,

selen,

Hem

Daarom

Naam Gods"

kennen

de Cliristus

niet

in

vindt zijn grond ook in

dit

beding,

vee! zelf,

Die uitstraling

zijne uitstraling.

in

ook zeer

die

realiteit,

het geoorloofd, „den

is

onder

altijd

teweeg-

krachtiglijk realiteit

Naam Gods" met God

verwis-

zelf te

dat wij niet bedoelen het verborgen innerlijk

Psalm 8

uitstraling in de schepping, gelijk

in

zijne

Dii'

nu wordt door God den Heere toegepast op ons.

bezingt.

zouden wij ons nooit mogen aanmatigen,

onszelven

Uit

'6uo/u,x

zijn veriossingswerl^.

in

„den

en

Hem

wij

maar

Datzelfde begrip van

c.

zelven van een

„naam"

God den Heere

dat

Wel

woord

Dii'

in

in dien zin bij

Maar op meer dan éene

te spreken.

plaats

zin gebezigd tot en over een

dien

ons-

wordt door mensch.

het van belang, die plaatsen even in te zien.

is

In

Exod. 33

bij

name."

Mozes

hij

den Christus ts

bij

zijne uitstra-

in

waarmee dan bedoeld wordt,^ dat er te Zoo ook bedoelt de 7\p] n\2^ feitelijk niet God

is.

wezen Gods, maar God

u

is

God

veel zon in die kamer",

is te

brengt.

169

Als de zon wat sterk in eene kamer schijnt, dan zegt men:

ons spraakgebruik. „Er

God

van

geiijl<stellen

Dei.

verborgen wezen, maar

verborgen wezen, maar de Christus

zijn

is

6.

openbaring, zoo ook

en

ling

God

Dï/ niet is

De nominibus

§

Mozes gezegd

12 lezen wij, dat de Heere tot

:

Dat

heette.

iedereen wel, hoe

inwendig wezen

heeft

„Ik ken

:

God wist, dat want God weet van

uitdrukking kan natuurlijk niet liggen, dat

In die

hij

niemand

zal

Maar

heet.

doorgrond

;

niet

zij

er

onder verstaan,

moet

te

kennen geven

:

„Ik

heb u

in

uw

oppervlakkig, met phaenomenale kennisne-

de ware opvatting

is, blijkt ook uit Jes. 43 1 „Ik heb u bij uwen naam geroepen, gij zijt mijne." En als Jesaja van zichzelf zegt (49; 1): „De Heere heeft mij geroepen van den buik af, van mijner moeders ingewand af heeft Hij mijnen naam gemeld", dan zal ook niemand dat opvat-

Dat

ming."

ten,

als

van

zijn

had

dit

:

de Heere geroepen: „Jesaja!" maar moet dat verklaard v/orden

innerlijk

had God

:

hem

Reeds vóór

wezen.

zijne geboorte, reeds bij zijne ontvangenis,

die kwaliteiten ingeschapen,

waardoor

hij

Jesaja de profeet

is

geworden.

Nog

duidelijker

Openb.

spreekt

2

:

17: „Die overwint, Ik zal

hem geven

eenen witten keursteen, en op den keursteen eenen nieuwen naam geschreven,

welken niemand kent dan die hem ontvangt." lijken

strijd

ontvangt dus niet

ontvangen en dien kent die de uitdrukking zijn

is

hij

van

zijn

De overwinnaar

in

ouden naam, want dien behoeft

ook wel buiten God, maar

zijn innerlijk

wezen.

hij

den geestehij

niet te

ontvangt een naam,

Hier op aarde kende niemand

eigen innerlijk wezen, anders dan ten deele.

De

zelfkennisse

is

hier niet

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's

Dicaten dogmatiek. Locus de Deo - pagina 187

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910

Abraham Kuyper Collection | 948 Pagina's