Antirevolutionaire Staatkunde - pagina 247
met nadere toelichting op Ons program. Eerste deel. De beginselen.
:
INWERKING DER RELIGIE. ook
239
ten onzent in de Christen-
volken
en
landen
ontwaard, als de ernst der gebeurtenissen heel
anders
niet
is
het steeds
volk
't
uit zijn
dommelende rust deed opschrikken. Men zag 't in 1914. Zelfs nu nog wordt telken jare bij de opening van de zitting der StatenGeneraal door de Draagster der Kroon de zegen Gods ingeroepen. De drang daartoe is zoo oppermachtig, dat meer dan eens een minister der Kroon, van wien een ieder
had doen ver-
wist, dat het atheïsme zijn religieus gevoel
dooven toch gevoelde, die bede
niet te
mogen en
niet te
kunnen weglaten,
de Dragers der Kroon hiervan zelfs zoo sterk overtuigd waren,
terwijl
dat al de jaren van ons koningschap nooit één enkel wetsontwerp
de
anders
Staten-Generaal
met deze slotformule
dan
„En hiermede, mijne heeren, bevelen
En
moet erkend, dat men
al
de formule
titel
U
wij
in
Godes
1813 de verplichting,
de gratie Gods" op
„Bij
:
in
te
is
bij
ingediend
heilige hoede."
om
in
nemen, wegliet
den Wets;
feit blijft
December 1813, het van den Souvereinen Vorst aanving met deze woorden „Wij,
het niettemin, dat zelfs te beginnen met den 6en besluit
:
Willem,
de gratie
bij
Gods,
van
Prins
Oranje
Nassau, Souvereine
Vorst der Vereenigde Nederlanden", enz., enz., en dat sinds 1813 nooit
één enkel besluit of wet in werking trad, of dezelfde afleiding van het
Hoog Gezag werd van
alle ministers
ning
ook
Wel
is
steeds
wel onder het contraseign
zonder onderscheid, die alzoo door mede-onderteeke-
onderdeel
dit
om
poging,
er in herhaald, en zulks
van
den inhoud voor hun rekening namen.
van philosophische
weerstand geboden aan elke
zijde
de Gratie Gods grondwettelijk vast
te
leggen, maar welk
recht van meespreken heeft deze philosophische wijsbegeerte, waar alle
Vorsten en
alle ministers ten
iemand het gewaagd lating of schrapping
deze meededen en meedoen, en nog nooit
heeft, zijn critiek of oppositie in
van de formule
om
zetten.
te
feitelijke
weg-
In elk geval blijkt
uit
deze meegaandheid, dat steeds een ieder gevoelde, hoe er weerzin
bij
het volk zou
worden opgewekt, indien men den band tusschen het of poogde door te snijden.
Hoog Gezag en God Almachtig ontkende, Opmerkelijk
hierbij
is
het, dat in
de eeden, die artikel 28, 29 en 31
van de grondwet van 1814 aan Vorst en Staten-Generaal opleggen, de formule art.
:
„Zoo waarlijk help
mij (ons)
God Almachtig"
imperatief
63 wordt aan de leden der Staten-Generaal, alvorens ze
de keuze gelaten tusschen eed en belofte, dit niet zoo.
Eed was
maar
hier plicht en in art.
zitting
in art. 28,
is.
In
nemen,
29 en 31 was
69 de belofte slechts facul-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916
Abraham Kuyper Collection | 736 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916
Abraham Kuyper Collection | 736 Pagina's