Leven en arbeid van Dr. A. Kuyper - pagina 115
DR. tische talen
KUYPER STICHTER DER
geen andere, naar gelang
absolute openbaring, of een volk Blijft
VRIJE
met
ik
93
UNIVERSITEIT. in
genialiteit
Israël
het volk der
voor het vrome zie?
de wijsbegeerte één als ze het „ideale zijn" najaagt of
in
den
Woord aanschouwt? Komt men in de dezelfde slotsom of men het kruis met
Christus het vleeschgeworden
wereldgeschiedenis
tot
Socrates' gifbeker vereenzelvigt, of wel beschouwt als het midden-
punt aller historie? Zal de geschiedenis des vaderlands in een zelfde vuur het jongelingshart ontsteken, of Fruin of Nuyens dan wel Groen van Prinsterer ze in haar heroïeke schoonheid
ontvouwt? Geen duimbreed
is
er op het erf
van ons menschelijk
leven,
waar-
van Christus niet roept; „Mijn!" Broederen klaagden dat zij met hun wetenschap weerloos stonden en hun beginsel niet met kracht konden bepleiten, omdat hun beginsel niet op hun wetenschap paste. Het Christenvolk bad weer om hoofden die het leiden, herders die het weiden, profeten die het bezielen konden. Zoo mocht de eere van Christus niet vertreden blijven.
Er moest
in Zijn
beenderen gloeien,
al
naam weer gebouwd. Het vuur
zagen we
in
bleef in de
onze kleene kracht, op de over-
macht van den tegenstand. Zelfs dat een deel der eigen broederen aan een blijven inwonen bij het Humanisme voorkeur schonk, bracht dien drang slechts tot sterker aandrijving. Dr. Kuyper besloot zijn rede met de machtige woorden: „Indien uit den Machtige Jacobs deze zaak niet ware, hoe zou ze stand kunnen houden? Het is tegen al wat groot heet, tegen een wereld van geleerden, tegen heel een eeuw van zoo ontzaglijke bekoring, ingaan en oproeien, wat we met deze stichting bestaan. Daarom zie vrij, zoolang uw zelfbesef meent dit te moeten doen, neder op onze personen, onze kracht, onze wetenschappelijke beduidenis. „God alles en alle mensch niets te achten" is de Calvinistische bedat u daar volle recht op schenkt. Dit eene slechts bid ik u, waart ge ook onze felste wederpartij der, onthoud aan de geestdrift die ons bezielt den tol van uw eerbied niet. Want immers, die belijdenis, waar wij weer het stof van afvaagden, was eens de zielskreet van een vertrapte natie; die Schrift voor wier gezag wij lijdenis,
al
buigen, heeft eens bedroefden getroost in die Christus,
wiens naam
we
Bezieler, de Verkorene, de
in
uw
eigen geslachten; en
deze Stichting eeren
is
Hij niet
de
Aangebedene uwer eigen vaderen ge-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1919
Abraham Kuyper Collection | 362 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1919
Abraham Kuyper Collection | 362 Pagina's