De stam der Visayers
Putakawanm en de Feri, op Madagatcar de AnhondroncKt.
De stam der Visayers op de Filippijnen hebben hun Paradijs Oloya» op den berg Media* van het eiland Panay. Ook de Tagalen aldaar spreken van bergen als verblijfplaatsen der zielen.
Boeddhisme en Brahmanisme mogen wars zijn van dit volkeren-geloof, zij hebben den Karenen, oorspronkelijke volksstam in Achter Icdië, hun doodenland Plu, gedeeltelijk onder de aarde, gedeeltelijk aan gindsche zijde van den horizont niet kunnen ontnemen. Gaat de zon voor hen onder, dan gaat zij in Plu op, naar hun voorstelling.
Ook de Toda, een Dravida-sturc. in Voor-Tndié blijven bij hun geloof aan 't Paradijs, gelegen »waar de zon ondergaat." Desgelijks in 't binnenst van Azié de Kalmiike* kennen een gelukzalig land in het Westen, als de Chineezen, die het zich daar ook denken, het land der reine vreugd, der reine deugd of onschuld.
De Chineesche, zoowel als de Japanneesche sagen zijn vol van de «eilanden des eeuwigen Jevens." Het wonderland, F*tang, in de Chineesche sagen wijst op Japan. Daar maken zij een waar Paradijs van in hunne tooverspreukige verhalen.
De bewoners van Centraal-Azit plaatsen het doodenland van zelf achter de hemelhooge bergen, die zij dagelijks aanschouwen.
De Indiërs noemen het 'tland Kuru.
De Bengaleezm zien hun geluksland Kuki in het Noorden, de Singpo in Boven-Assam, zoeken het gelukzalig oord op de hoogvlakte eens bergs, na eene reis van twee maand, in 'tOosten ergens te vinden.
De Santal richten den blik in dezelfde richting naar het land, waarheen zij tot hun voorvaderen terugkeeren.
Geen voorstelling echter vindt in binnenlanden van Azie meer geloof dan die van den wereld-of hemelsberg (zie n°. 10, 1907) in 't middenpunt van den aardkreits.
De Iramlrt zien hem in 't Pamir hoogland, 't middenpunt van het Aziatisch gebergsland. Bij de Indiërs heet hq Meru, die glanst naar de vier hemelstreken in de kleuren van goud, zilver, koper en ijzer.
De Mongolen noemen hem den koning der bergen, SwperK, de Tibetanen Sunnur Oolo, de Chineezen Kuantutt, de Kalrouken stellen hem zich voor in den vorm eener piramide, bij de Birmanen heet hij Mienmo, tevens is hij daar de woonplaats der zaligen. De Ttckutcatchen, in Europeesch Rusland, spreken slechts van een land der tevredenheid voor de lieden van verstand. Ligging onbekend.
De Turguzen gaan weer hun dooden Oostwaarts richten, ook de Aino, omdat „daar het land is waar de zon opgaat''.
Men roept ook van daar-, „Wachter, wat is er van den nacht, wachter wat is er van den nacht? "
De wachter zegt: „De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gij lieden vragen, vraagt; keert weder, komt".
Tot hoe lange?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1908
Alle Volken | 4 Pagina's