Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verloren Paradijs en de herinnering daaraan bij de volken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verloren Paradijs en de herinnering daaraan bij de volken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DOOR DR. P. G. DATEMA.

(Vervolg van No. 5.)

Hebben we den rondgang gedaan bij de volken om te vernemen wat zij nog uit de allen natiën bekende overlevering hebben overbehouden, en was dit tot heden meer betreffende het Paradijs en zijn gelukstaat als zöodanig — nu komen we tot de vraag wat zij nog weten van de bron des levens.

Het is toch kenbaar dat in het element der wateren de volken weer nieuwe levenskracht zochten. Zelfs de zon wérd gedacht in degroote wateren des nachts, als zij voor 'toog in den Oceaan nederzonk, weer nieuwe kracht te vergaren.

In dit gevoelen werd men versterkt, als men zag hoe de maan af-en toeneemt opnieuw, afgaat en weder wast, die daar toch ook in zee verdwijnt.

In de onderwereld daar dacht men zich een levensbron.

Op de Aleutische eilanden, die lange groep van meer dan lfO, in het Noorden van den Grooten Oceaan, vertelt men dat de menschen oorspronkelijk onsterfelijk, oud geworden, zoo zij dan op een hoogen berg gaan en zich in den Oceaan storten, weder verjongd te voorschijn treden.

Gaan we naar een geheel ander gedeelte der wereld bij de Dajakkers op Bomev, het "oorspronkelijke volk van eiland, en waarschijnlijk nog niet zoo ver van de bewoners der Aleutische eilanden in het Noorden in afstamming verwijderd, daar hooren we van eene zielen stad. en te midden daarvan van een groot meer, en daar weer in 't midden van dat meer een rond eiland, en op dat eiland verheft zich de levensboom.

Dit is al weer wat klaarder herinnering aan 'tgeen ons in het begin van het boek Genesis wordt medegedeeld.

Bij de Polynesiërs op de eilanden verspreid in den Grooten Oceaan, gaat het meer den kant op van de Aleuten, zij spreken van een levensbron in de onderwereld.

Zoo op de Tongaeilanden, in denzelfden Stillen Oceaan, spreekt men van den levensboom in verband met Bolotu (zie no. 12 le jaarg.), de bevoorrechte landen, waar ze hun begeerde gelukzalige eilanden zoeken.

Op Hawaiiy het groote vulkaaneiland, waarde beroemde zeevaarder Cook 14 Febr. 1779 werd vermoord in de baai van Katakocoeca, wordt de zon genoemd Kamapiikai, het kind uit de zee en op de zee wandelénd, afdalend naar het land Haupokane in de onderwereld om uit de bron Vaiola te drinken, waaruit ook de prinses Papa door zeven geslachten werd verjongd.

De Maori op Nieuw-Zeeland gelooven dat de zon des nachts in hare holen afdaalt en zich in het water des levens baadt.

Ook wel plaatsen zij deze levensbron in den hemel, waar de ziel van de ongeboren vrucht voor de aardsche geboorte wordt levend gemaakt en ook de zon en de maan zich verjongen.

Tot deze bron vermag niemand te komen zelfs niet de held Mattri, die anders voor niets staat, de dapperste onder de vereerde dapperen van deze meest begaafde volkeren onder de Polynesiërs.

In'den Oost-Indischen Archipel Ijeerscht het gevoelen, dat de levensbron zich in de onderwereld bevindt: Nurtjaja, de beheerscher des bergs Djonggring Kentjana, overwint den wachter van het onderaardsche hol, waarin de bron der onsterfelijkheid opwelt.

Een Indisch Javaansche mythe spreekt vaneen god Bhatara-Ganu, die uit een giftige bron dronk en nu door een dronk uit de levenwekkende niet alleen zelf weder verjongd te voorschijn trad, maar ook de andere goden door den nacht (dat is de giftbron) vergiftigd, weder tot het leven terugroept : beeld van de zon, die alles tot nieuw leven wekt.

Zoo treffen we in de Indische Mythologie de levensbron bij 'het paleis van Brahma, een tijdlooze stroom, wiens aanblik reeds weder jong maakt.

Ook in de Zuid• West-Aziatische volkensagen staat de levensbron zoowel met de onderwereld als met het Paradijs in betrekking.

De Babylonische Istar, dochter van de maan, komt uit de onderwereld terug als z\j zich met het levend water heeft besprengd.

Nimrod daarentegen, hun held, vindt de wonderbron in de velden der zaligen „aan de monding der stroomen", daar is een veer.

Zoo is het in de Arabische, Perzische en Turksche sage immer in het land van duisternis en nachtelijk donker, dat de levensstroom daar heen snelt, maar zijn oorsprong heeft hij in 't Paradijs.

Die uit dezen stroom drinkt wordt onsterfelijk, die er zich in baadt, gezond.

Chiser heet de bewaarder, symbool van de werkende natuurkracht.

Volgens den Islam ligt de levensbron daar waar

de geioovigen er zich in bawien eer zij het Parades I binnengaan.

De oude Iram/ó gelooven. dat de levensbron Arduisur, de oorsprong van al de de vruchtbaar makende wateren aan den voet van den Paradesberg ligt, van waar uit de vier groote stroomen; de Ganges, de Sita, de Baktra en de Oxus naar de vier hemelstreken vlieten. Desgelijks luidt de Titetaansche (in Midden-Aziè) mythe van den heiligen berg Himavata.

't Zijn alle flauwe herinneringen aan de Qoda openbaring in Genesis (11:9 vgg ):

„En de HEERE God had alle geboomte uit bet aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed ter spyze, en den Boom des levens in het midden van den hof, en den boom der kennisse des goeds en des kwaads.

En eene rivier was voortgaande uit Eden om dezen hof te bewateren, en werd van daar verdeeld en werd tot vier hoofden.

De naam der eerste rivier is Pison: Deze is het die het gansche land" van Havila omloopt, waar het goud is; en het goud van dit land is goed; d& ar is ook bedólah (zeer kostelijk) en de steen Sardonyx.

En de naam der tweede rivier is Gihon: deze is het die het gansche land'Kusch omloopt.

En de naam der derde rivier is Hiddékel: deze is gaande naar het Oosten van Assur.

En de vierde rivier is Frath."

In de Heilige Schrifture wordt ons door de heenwijzing van zooveel by Israël op den geestelijken drank van het levend water beduid wat Ezechiël (cap. XLVII) klaar zag, dat van onder den dorpel des Huizes des HEEREN wateren vlieten, die doorgaan naar het voorste Galiléa en dalen af in het vlakke veld; daarna komen ze in de zee, welks wateren gezond worden. „Ja, het zal geschieden, dat alle levende ziel die er wemelt, overal waarhenen eene der twee beken zal komen zal leven, en daar zal zeer veel visch zijn, omdat deze wateren daar henen zullen gekomen zijn, en zy zullen gezond worden; en het zal leven, alles waarhenen deze beek zal komen."

Zoo zag het ook Johannes de ziener:

„En Hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods en des Lams.

In 't midden van hare straat, en op de éene - en andere zijde der rivier, was de Boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zyne vrucht; en de bladeren des booms waren tot genezing der heidenen." iOpmb. XXII.)

Zoodat nu wie gedronken zal hebben van het Water dat de Zone Gods hem geven zal, dien in eeuwigheid niet meer zal dorsten, maar dat water zal in hem worden eene fontein springende tot in het eeuwige leven. {Joh. IV:14).

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1908

Alle Volken | 4 Pagina's

Het verloren Paradijs en de herinnering daaraan bij de volken

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1908

Alle Volken | 4 Pagina's