Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onbekend! En toch bemind?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onbekend! En toch bemind?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dezen d«n dien gij niet kennende dient, verkondig ik olieden." HAJD. 17 ; 23b.

Overal op de wereld is godsdienst te vinden. Er bestaat geen volk, geen taal, geen natie of er is nog iets te bemerken van ee5 zeker religieas denken en leven, een vereering van hooger wezens, die men tot God maakt of voor God houdt.

Dat komt omdat de mensch op godsdienst aangelegd is. De eeuw is in zijn hart gelegd. Behoefte heeft hij aan vereering. Hij zoekt iets om het te dienen. Wat van God kennelijk is is in hen openbaar, en daarom gaat dat hart er naar uit, om-het bovenzinnelijke te verstaan.

Hiermede wordt echter niet beweerd dat zij den Heere dienen op de rechte wijze, en dat zij Hem kennen zooals Hij gekend.moet worden. Integendeel! Er is maar een zoeken en tasten, óf zij Hem vinden mochten, en hoewel Hij niet ver is van een iegelijk van ons, nochthans kennen zij Hem niet, die het Leven is, die hun leven moest zijn, omdat Hij leven en ^egen geeft.

Want men zoekt het op de verkeerde wijze, 't Gaat van 't paradijs af, en naar de inblazing van Satan »gij zult als God wezen kennende het goed en het kwaad" jaagt de mensch naar kennis, en tracht hij door verstandelijk en zinnelijk werken het goddelijke, het onbegrepene te omvatten en te doorgronden.

Het hart blijft daarbij voor den Heere gesloten. De wijsheid der wereld komt bedrogen uit en arm en ellendig is die ziel, die vóór de poort der eeuwigheid zonder' ware Godskennis moet verschijnen.

In plaats van > hooger op!" — de leus van den van God vervreemden zondaar —stelt Gods Woord de eisch: dieper in!" en zoolang de mensch bij geesteslicht niet leert indalen in eigen hart en kennen eigen zondeschuld en eeuwig verderf, zal 't onmogelijk zijn om te komen tot de zalige hoogte van Godskennis, van een wetenschap met God verzoend te zijn door den dood Zijns Zoons.

Gode zij dank, dat de Heere uit liefde nog een weg van genade wil openen voor zondaren, die bewust het rechte spoor bijster zijn, en door de dwaasheid der prediking zalig wil maken die in Hem gelooven.

Paulus. heelt dat ervaren, o.a. bij zijn bezoek aan het roemrijke Athene. Het is onze bedoeling om — tot opwekking van de liefde voor onze Zending — daarbij een wijle uw aandacht te bepalen.

Athene, Griekenlands hoofdstad, was de groote stad' van kunst, wetenschap en heidenschen godsdienst. Wij souden zoo denken, voor hem, den apostel der heidenen, wel de rechte plaats om 'tzaad des Evangelies uit' t$ strooien, een arbeidsveld voor den leerling van Gamaliel bij uitnemendheid geschikt. Helaas, ook hier leerde de ervaring dat er voor alles een herberg was, voor de waarheid alleen niet.

Met de geoefende oogen van den rechten gezant van den hoogen Koning zag hij er veel en velerlei — o.a. ook, dat zij «alleszins gelijk als godsdienstiger" waren, want de stad doorgaande had hij er tallooze heiligdommen aanschouwd.

't Was waarlijk een godsdienstig volk, daar in Athene. Heidensche dichters zeggen: «Athene geleek wel één groot altaar!" Zeker hekeldichter roept uit: »men kon in Athene éér een God dan een mensch tegenkomen."' En de reis, die Paulus gemaakt had om er te komen, van de haven tot de stad, een breede laan, was versierd met beelden van goden en altaren, om den indruk van godsdienstigheid te verhoogen.

Ook in ons vaderland zijn van die plaatsen, waar een reuke van godsdienstigheid van uitgaat. Alles ziet er zoo stichtelijk uit; men bemerkt godsdienstzin en uitwendige vroomheid — maar o, die er nauwkeurig mede kennis - ma.-\kt — want schijn bedriegt — ervaart^ hoe onder uitwendige glans allerlei verdorvenheid en zonde, ongerechtigheid en goddeloosheid schuilt.

Een bouquet van gedroogde bloemen kan wel zeer mooi zijn, maar 't leven ontbreekt er aan. Geur en reuk kant gij er niet van meenemen; 't is dood, 't blijft dood, 't werkt den dood ook.

Een prachtig schip op een schilderij is een mooi gezicht. Maar om er de zee mee te bevaren is het niet geschikt. Om er stormen, windvlagen en hooge zeeën mee te trotseeren — ten eenenmale onnut.

Zoo is het met het blinkend vernis van uitwendigen godsdienst 't Ontbreekt er aan levensgeur, levenskracht en levensvolheid.

En zoo is nu helaas ook de toestand van 'het heidendom. Met een oppervlakkig Christendom heeft het dit gemeen, dat-het ware leven er gemist wordt, dat de harten open staan voor de zonde, , en dat Satan naar zijn lust en goeddunken heerschappij voert naar zijnen wil en, langs hoe verschillenden weg ook, tot hun verderf.

Laten we het even in 't kort nagaan, Athene als voorbeeld nemende voor het hedendaagsch heidendom en levenloos Christendom en gij zult van zelf tot de overtuiging komen, dat alleen noodig is de prediking van 't leven Gods, zooals het in de volheid van Christus gerechtigheid geopenbaard is voor een verloren zondaar.

Zeker zal zulk een beschouwing u brengen tot de bede: »Heeré, geef dan mannen, die den vollen raad Gods verkondigen tot zaligheid en die uitgaan met de boodschap, dat er waarachtig heil ligt in de wedergeboorte des harten, als Gods medearbeiders gebruikt kunnen worden tot stichting en opbouw Zijner kerk, hier en onder de heidenen.

Van altaren spraken we. Welnu, midden op den Akropolis, de burgt van Athene, stond de tempel van de godin Athene, de godin der wijsheid, de hoogste in de vereering, de liefste voor al de Atheners.

Zoo is het immers ? De wijsheid zit op den troon in onze dagen van Godverzaking'en wetenschap ? In ons beschaafde Nederland zoowel als in zoogenaamde heidensche landen ? De geest der eeuw heeft de zinnen verblind, en hoe diepzinnig en geleerd nochthans, omdat het niet uit den Geest des Heeren voorkomt, zijn ze verijdeld ge-

worden in hunne overlegging. Brengt aan geleerdheid en' kennis, zoo is de raad van velen, en er zal een gelukkig geslacht gekweekt worden, beter en degelijker dan dat der vaderen. En zij weten het niet dat Paulus al met scherpe ironie uitriep: waar is de wijze ? waar is de schriftgeleerde r Ja, er zelfs aan toe durfde voegen : God heeft de wijsheid dwaas gemaakt en 't dwaze verkoren ] opdat dat wijs zou worden! Voorwaar, niet de geleerdheid zal ons geslacht kunnen behouden, maar door 't woord Gods zal het Gode blijven behagen, om dwazen te leiden in wegen die zij niet geweten hebben, en arme zondaren te behouden van een verkeerd geslacht, om ze te brengen tot de zaligheid, die in geen anderen is dan in Christus Jezus alleen.

In Athene was een altaar voor Bacchus. En op geregelde tijden vierde men de Bacchanalia, vroolijke feesten met spel en drank, feesttijden in heidenschen, luchthartigen, zelfs uitbrekend goddeloozen zin. Zeggen wij te veel, als we beweren, dat ook in onzen tijd de massa vermenigvuldigd, die de bevrediging des harten zoekt in dergelijke zondige en godonteerende uitspatting ? «Brood en spelen" — dat oud-romeinsche — doen nog opgeld; en we leven in een wereld, christelijk of heidensch getint, waar de zin naar genot en vermaak als het hoogste believen des harten meer en meer openbaar wordt. Gods woord leert ons, bij monde van den Zaligmaker dat bekende en tot waarschuwing uitgesproken: «laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij!

Zou het niet noodig zijn, dat Gods volk, door den Heere van betere dingen onderwezen, zoo krachtig mogelijk protesteerde tegen de zonde en de gruwelen van ons geslacht en dat de mannen zich opmaakten om hier en elders te getuigen : «wordt behouden van dit verkeerd geslacht ? " Zonder breken met de zonde kan er van waren dienst des Heeren geen sprake zijn. Die door den Heere gegrepen worden, ze leeren de zonde haten, vlieden en jagen naar geloof, gerechtigheid en vrede.

Nog één altaar roepen wij u voor den geest. Aprodite — godin der liefde. Gij ziet alleen bij 't hooren van dien naam allerlei tooneelen van ergerlijke zondedienst voor uw oog oprijzen. Wat er voor «liefde" doorgaat, wat er mee gepaard gaat, wat er uitvloeisel van is — is het niet te schandelijk om te zeggen? En wordt hier, Paulus' uitspraak niet bewaarheid — „daarom heeft God ze ook overgegeven in de begeerlijkheid hunner harten tot onreinigheid om hunne lichamen onder elkander te onteeren F"

't Schreit ten hemel zoo als deze zonde woedt. Onder de meest gestrenge orthodoxie en onder het verst van God verwijderd geslacht.

Stelsels en theorieën vermenigvuldigen, en met het heilig getuigenis des Heeren geen rekening houdend, doet een ieder in deze wat goed is in zijn oogen en 't meest overeenkomt met de lust zijns harten.

Een banier van wege de waarheid is noodzakelijk, een bolwerk tegen de onreinheid evenzeer —, en het kan toch niets anders of, als God Zijn waarheid mocht doen hooren, ook het leven der gemeenschap de bewijzen en vruchten daarvan zal openbaren.

We zouden kunnen voortgaan, maar genoeg voor dit bestek, hierover zijn we 't zeker eens, voor alles is het noodig, dat gepredikt wordt wat Gods Getuigenis ons zegt. En we kunnen het zoo verstaan, dat de apostel in 't heidensch Athene, ziende een altaar voor den onbekenden God, de gelegenheid aangreep om daar te prediken dien God, dien zij niet kenden en toch dienden; om het daar te zeggen, dat zij Hem noodig hadden in leven en sterven, en dat zij zonder die kennisse Gods voor eeuwig rampzalig waren omdat in het dienen van Hem alleen te vinden was troost en leven, verzoening en vrede.

Kennen en dienen. Ten slotte komen wij van uit Athene, over heidendom en zoogenaamd Christendom tot ons zelf met de vraag, of wij daaraan deelgenootschap hebben, en door Zijne kennis ook in Zijn dienst anderen Zijn Naam al hebben "mogen verkondigen of doen en helpen verkondigen.

En dan zijn er vier gevallen mogelijk.

a. Er zijn er die den onbekenden God niet kennen en niet dienen. Dat is de rampzalige toestand van alle heidendom, ook van zoovele ongedoopten in ons Christelijk vaderland. Zonder opvoeding en onderwijs leven se voort zonder kennis en zonder behoefte aan de dingen van Gods Koninkrijk. Ze weten er piet van. Zc bekommeren er zich ook niet over. Daarom is ons hart over hen ontroerd en blijft over de smeeking: «Heere, mocht gij u ontfermen over dat arme volk. Mocht de tijd aanbreken dat de Heere zijn Geest uitstortte over dat geslacht en het nog gehoord worden, dat van die «Tyriërs en Mooren" in de ware, eenige Godstad worden ingelijfd? "

b. Anderen zijn er die wel kennen en niet dienen. Dat zijn de mannen en vrouwen en vooral de jongeren van ons hedendaagsch Athene, alleszins gelijk als godsdienstiger en toch de ware kennis en daarom den rechten dienst missend. Voor hen heeft de gereformeerde waarheid - een boodschap, deze, dat de uitwendige schijn wel verblindt en bekoort maar Qiet bevredigt, dat de looze bolster wel te onderscheiden is van de zuivere pit, en dat zoolang wij het wezen des geloofs nog niet deelachtig zijn, wij de ongelukkigsten van alle menschen zijn. Predik hun dat Evangelie, dat eeoige, dat van harte verzoenende genade en verlossende liefde, dat van wedergeboorte en bekeering, rechtvaardigmaking en heiligmaking en van volkomen verlossing.

c. Weer anderen noemen wij die Hem dienen en niet kennen. Of dat mogelijk is? Zeer zeker. En ik geloof dat er onder de broeders en zusters in onze gemeenten zelfs velen zijn, die het met smart en schaamte, maar toch gulhartig zullen willen belijden.

Want Hem te dienen, dat is de lust der ziele geworden, en toch Hem te kennen in de volkomenheid Zijner overgave in den dood, dat vermogen zij niet. Welnu — predik hun Jezus en Jezus alleen Dien Christus, die ook voor hen zonde gemaakt is, opdat zij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Verkondig hun, dat die Onbekende zich bekend wil maken — en nog altijd gereed staat om zich aan hen te openbaren, opdat zij het niet langer zoeken in eigen dienst (gedienstigheid ? ) des harten — maar zich werpen in de armen Zijner eeuwige liefde en ten volle mogen omvatten, welke de liefde Gods is in Christus ook voor hun hart.

d. Ten slotte daar zijn er die Hem wel kennen en 1vel dienen. Gelukkig volk! Hun werd Christus verkondigd in al Zijn rijkdom en genade, en met Lydia mochten zij achtgeven op 't woord dat gesproken werd. Eertijds was Hij hun onbekend maar nu is Hij bekend geworden, nabij gekomen opdat zij in Zijn striemen genezing en volkomen zaligheid zouden ontvangen.

Dat is dan ook 't volk dat aangewezen is tot prediken — met Johannes moeten zij getuigen: «wat wij met onze oogen gezien met het oor gehoord, met handen getast hebben van het Woord des levens, dat verkondigen'wij u." Wat zou 't een voorrecht zijn, als dat volk van zendingsliefde brandende zich opmaakte om aan menigen «onbekende'' te zeggen, hoe groot toch het heil is, gelegen in den Christus Gods. Onze tijd heeft veel zendingsvrienden, de zendingfeesten worden bezocht door duizenden, maar waar zijn ze, die gedrongen door de liefde van Christus, wenschen uit te gaan om in binnen-en buitenland de gerechtigheid van Christus te verkondigen als bet eenige schild voor een verloren ziel, Hem als berging tegen den vloed en als een breede schaduw van een zwaren rotssteen ia een dor land ? De Heere stoote zulke arbeiders uit in Zijn wijngaard. Hij geve aan den gereformeerden Zendingbond mannen, die voor Zijn eere durven uitkomen, die op Zijn genade hopen en die het met Zijn woord durven wagen. Dan zal het niet langer zijn in die verre landen: «onbekend en onbemind'* (want onbekend en toch bemind is een onmogelijkheid!) maar, «nadat ik bekend gemaakt aan mij zelf, nadat Hij zich bekend maakte aan mij, heb ik Hem leeren beminnen, wetende dat Hg mij eeuwiglijk bemind heeft.'* Daar moet het toch heen, beminden Gods! Door uw gebed zij het ons bereid uit genade en tot verheerlijking van den Naam des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1908

Alle Volken | 4 Pagina's

Onbekend! En toch bemind?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1908

Alle Volken | 4 Pagina's