Bidden voor de Zending.

Er is voor het kind van God alles aan gelegen dat de zaak van zijnen Koning voortgang heeft. Het leeft niet meer naar de inspraak van het verdorven vleesch luisterende, maar op het woord van zijnen God achtgevende. Met den psalmist zegt het: „Zoude ik niet haten, HEERE! die u haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? Ik haat hen met volkomen' haat, tot vijanden zijn zij mij." Ps. 139 vs. 21, 22. Deeere Gods is het hoogste voor het kind van God.

Het is een niet te ontkennen feit dat de wereld, aangezet door haren tyran, den duivel, zich overal doet gevoelen. Alles wordt er op aangelegd om het werk van den Christus Gods te doen mislukken. Wat echter geschiedt, de Heere zal voor Zijn werk instaan. Hij zal Zijne gekenden bijeenvergaderen. Zoo nauwgezet zal Hij het werk verrichten dat er niet één gemist zal worden.

Op deze zaak lettende is de blinde mensch gereed met het woord: God werkt en alles komt terecht en wij kunnen ons rustig houden. Hij verstaat niet ^dat zich «rustig houden" hetzelfde is als „in de zonde voortgaan". In deze zaak: het verzamelen der uitverkorenen Gods hebben wij te luisteren naar den Profeet Gods en niet naar den leugenaar van den beginne. Het woord van den Christus Gods is eenvoudig, duidelijk en voortreffelijk. De gemeente des Heeren heeft te bidden tot haren God om uitstooting van arbeiders. Er wordt vaak lichtvaardig over het gebed gesproken en het wordt aangedrongen als iets dat zelfs die mensch nog kan verrichten, die anders niets kan. Het gebed moet een krachtig gebed wezen. Een krachtig gebed is een eischen. Een eischen niet op grond van ellende of vijandschap der wereld, maar op grond van Gods eigen Woord. Gods Woord wordt den Heere in het gebed voorgelegd. Gods eigen werk is de eenige pleitgrond. Zulk een gebed geeft God niet op des menschen tijd; doch op het oogenblik, dat Hij daartoe verkoren heeft. De Heere geeft Zijn gunstvolk te bidden voor de uitbreiding van het getal der verlosten.

Zij, de gemeente des Heeren mag niet bidden wat zij wil. Neen Gods Geest leidt hen in Gods Woord. Zeer streng houden zij er zich aan. Zij kunnen niet afwijken omdat zij door hun God geleid worden. Zij eischen van hun God het rechtmatige, zij nemen hunnen God het werk niet uit de handen. Zy willen Hem niet dwingen dat Hij het aan zijn schepselen zal overgeven de verkorenen te bekeeren. Neen zij weten te goed dat Gods gekenden dan overgeslagen zullen worden. Zij weten te goed dat geen mensch zijn broeder of zuster kan bekeeren. En toch bidden, eischen zij, dat God arbeiders zal uitstooten in Zijnen oogst. Ja, arbeiders, meer mogen zij niet zijn, ook niet minder. De arbeider zal moeten planten en nat maken. Hij moet op de hoogte zijn van het werk, dat God hem toevertrouwt. Er wordt spoedig gezegd: kan planten en nat maken, doch ik; ik verzoek u ga eens op onderzoek uit. Teleurgesteld zult gij terugkeeren. Zoo is het reeds in ; ; ct natuurlijke, doch zoo is het ook in het geestelijke. Het schijnt een gering werk het Woord Gods te planten en de planting des Heeren nat te maken, doch er is een grondig onderricht in het Woord des Heeren noodig. De arbeider moet het onkruid van het goede zaad weten te onderscheiden, wat niet zeggen wil dat hij het onkruid mpet uitroeien. Neen beiden moet hij laten opwassen tot den dag des oogstes.

De door God gegeven arbeider zal zich streng houden aan het Woord van God. Daar is behoefte aan zulke menschen omdat God niet door den leugen, maar alleen door de waarheid zondaren bekeert.

Die arbeiders moeten op de rechte wijze in het werk bezig zijn. Dit kan alleen doordat God het werk aanwijst, hen uitstoot in Zijnen oogst. Hoe stoot de Heere des oogstes de arbeiders uit in Zijnen oogst? Hij zendt ze. Hij haalt ze uit de wereld uit opdat zij Hem dienstbaar zullen zijn. Hij ruijpt de bezwaren uit den weg, drijft ze aan, ontziet ze niet. En de gemeente des Heeren heeft ook niets liever dan dat de Heere krachtig optrede, de lauwheid verdrijve, met heiligen ijver beziele. En zal zij zelf gedreven moeten worden en den zweep en prikkels moeten voelen het is haar goed. Zij heeft geen voorwaarde te stellen als de Heere maar tot Zijnen eer komt. Zij voorziet dat het haar niet gemakkelijk zal zijn wanneer de Heere de bede vervult Zij zal een getuige en martelaar voor de zaak des Heeren^ moeten zijn. Doch zal zij ontvluchten ? Het kan zijn dat zij met Jona vlucht, doch zij komt ook met Jona te Nineve. Wanneer echter het gebod des Heeren tot een gebed is geworden dan zegt zij met Paulus: „Want indien ik het evangelie verkondige, het is mij geen roem, want de nood is mij opgelegd. En wee mij, indien ik het evangelie niet verkon-

digi want indien ik dat gewillig doe, zoo heb ik loon; maar indien onwillig, de uitdeeling is mij evenwel toebetrouwd" 1 Cor. 9vs. 16, 17.

Omdat het den Heere behaagt te vervullen : Die Jn het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods, Ps. 92 vs. 14, daarom zal de zendingsbede opklimmen* tot den Heere en wordt nog met betrekking tot de Zending vernomen het woord: „Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd". Hebr. 4 vs. 16.

En komt de wereld er tegen op dan antwoordt de gemeente des levenden Gods: God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijne knechten zullen ons opmaken en bouwen". Neh. 2:20b

GENEMUIDEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen