Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN HET ARBEIDSVELD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HET ARBEIDSVELD.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Brief van br. Van de Loosdrecht.

Rante Pao, Nov. 1914.

Het eerste, dat den reiziger bij het binnentreden der Toradjalanden opvalt, is zeker wel de dichtheid der bevolking. Niets dat meer indruk maakt na een tocht door het overigens zoo dun bevolkte Midden-Celebes. Het doet het oog weldadig aan, als het den blik laat weiden over dit schoone bergland, welks heilingen als met dorpjes bezaaid zijn, verscholen achter dichte bamboe-hagen, of wanneer het neerblikt in de tot sawahs (rijstvelden) geterrasseerde dalen. Men komt onmiddellijk onder den indruk van in een vrij-hoogstaand cultuurgebied te zyn.

Het zal dan ook zeker onzen lezers aangenaam zyn iets te vernemen omtrent de dichtheid der bevolking dezer streek. Wy bepalen ons thans bij de onderafdeeling Rante-Pao, hoewel deze, zooals den vrienden reeds bekend zal zijn, niet al de Toradjalanden omvat. Een kleiner deel bewoont n.1. de onderafdeeling Makale. Bovendien behooren nog tot ons gebied de To Ronkong, To Seko en de To Maki. Eerstgenoemden in de onderafdeeling Palopo, de laatsten in Mamoedji woonachtig. Over deze laatste stammen hoop ik spoedig iets naders te kunnen meedeelen.

Het is uit den aard der zaak moeilijk om eenigszins betrouwbare berichten te bekomen over de Staatkundige geschiedenis der Toradja's van voor de komst onzer Koloniale regeeriDg in den jare 1906—1907.

Daar de Toradja analphabeet is, verliest zich de geschiedenis al vry spoedig in grijze overlevering.

Een langduriger verblijf onder hen en een grondige? kennis hunner taal zouden ons wellicht meerdere en zeer belangrijke gegevens kunnen verschaffen.

Deze beide factoren moeten wij vooralsnog ontberen. Het is dus noodzakelijk, dat wy over de voorgeschiedenis der Toradja's voorloopig zwijgen, daar wij niet in staat zyn de waarheid van de mythe te onderkennen.

Bij de komst van ons bestuur vond men in de thans genoemde onderafdeeling Rante Pao zeventien groepen of buurtschappen van Toradja's. Deze stammen, die allen zeer nauw aan elkander verwant zijn, leefden voorheen voortdurend in onderlingen strijd. Roof en plundering was aan de orde van den dag.

Aan deze onderlinge twisten kwam gedeeltelijk een einde in de jaren 1895—1906 door het optreden der Sidenrenger? , een Boegineesche volkstam ten Zuiden der Toradjalanden. Reeds vroeger bespraken wy het gewelddadige optreden dezer Islamieten. Dank zy hun betere bewapening kostte het hun weinig moeite de Toradja's te onderwerpen. Plat gebrande en leeg geroofde kampongs toonden den weg dezer zegevierende Sidenrengers.

Spoedig echter raakten de Sidenrengers in conflict met de Boegineezen van Palopo. Op aandringen van de aldaar wonende Axa-

bieren, die door de Sidenrengers in het opkoopen van koffie en slaven werden bemoei lijkt, bood de Vorst van Loewoe hulp aan de Toradja's. Hij bleek echter onmachtig; het door hem uitgezonden legertje verliep reeds, voor dat het Rante-P.vo bereikt had. Daarop riep de Vorst van Loewoe (Palopo) de hulp in van den Vorst van Bone. Deze was maar al te gaarne bereid om zich in den strijd te mengen, belust op de zoo rijke Toradjalanden.

De door Bone gezonden hulpbenden wisten inderdaad over de Sidenrengers te zegevieren, en nu verklaarden de Boneërs de Toradjalanden voor geannexeerd, den Vorst van Loewoe ten spijt.

De strijd tusschen de Boneërs en de Sidenrengers bleef echter voortduren, aan beide zijden met afwisselend geluk en ten leste trokken de Boneërs 2ich uit de Toradjalanden terug. Van dien datum af maakte de Vorst van Loewoe aanspraak op de Toradjalanden, en deze aanspraak is bij de komst van onze regeering inderdaad als rechtmatig erkend.

De Toradja’s bekommeren zich echter al bitter weinig om hun Vorst te Palopo. Veel meer aanzien genieten hun eigen hoofden, die de landschappen besturen. Aan het hoofd van een landschap, staat een Poeang (Heer), Parenge (leider) of Tomakaka (vrij-geboren burger).

Een Poeang stamt volgens den Toradja van de hemelbewoners af, die eenmaal op aarde nederdaalden. Oorspronkelijk bezaten deze zuiver wit bloed als teeken van hun goddelijken oorsprong. Ongelukkig echter hebben zij dit bloed niet zuiver gehouden, daar zij zich vermengd hebben met andere aardbewoners. De enkele Poeangs, die thans nog onder de Toradja's gevonden worden, bezitten slechts wit bloed in hun pink.

De Parenge’s vertegenwoordigen den landadel. Hun naam is ontleend aan het werkwoord rengé, 'twelk beteekent iets dragen op den rug, aan een van rotan gevlochten band, die over het hoofd wordt gehangen; Parengé wil dus zooveel zeggen als: „hij, die 'tvolk achter zich meedraagt."

Bij gebrek aan een Parengé kan thans ook een Tomakaka als landschapshoofd optreden. Thans ontstaat evenwel de gewoonte om zulk een hoofd toch Parengé te noemen. Tomakaka is de titel van de vrijgeboren burgers; zy zijn de notabelen van het corp.

De hierboven genoemde standen vormen echter maar een klein deel van de Toradjamaatschappij. De groote menigte zijn de slaven, die wel is waar door ons bestuur voor vrij zyn verklaard, maar in de werke lijkheid nog]; geheel van {hunne vroegere meesters afhankelijk zijn. .Volgens den Toradja zijn de slaven een minderwaardig soort menschen, die van luren oorsprong zijn dan de vrijen. Huwelijken tusschen slaven en vrij-geborenen zijn door de adat streng verboden. Voor de komst van onze regeering stond hier zelfs de doodstraf op, die echter veelal in een boete werd verzacht.

Naast den slavenstand bestaat nog een andere groep van onvrijen, n.1. de pandelingen, „To Sanriang" geheeten. Deze laatsten zijn door schulden, maar vooral door dobbelen in dezen toestand gekomen. De Toradja's hier zijn n.1. zeer verslaafd aan het dobbelspel en vaak gaven zij, nadat al hun bezittingen, ja zelfs vrouw en kinderen verdobbeld waren, ten leste ook hun eigenvrijheid prijs. Het dobbelen is thans door de regeering streng verboden; hiermede is echter de liefde tot dit hazardspel nog niet overwonnen en menigmaal wordt nog clandestien gespeeld.

Wat nu het tegenwoordige bestuur betreft, door onze regeering zijn, zooals boven reeds opgemerkt is, overal districts-of landschapshoofden aangesteld. Onder toezicht van den Europeeschen bestuursambtenaar, controleur of civiel gezaghebber geheeten, besturen deze hoofden hun gebied.

Ook is in elk dorp een dorpshoofd aangesteld, iets, wat voor de inmenging van ons bestuur, bij de Toradja's alhier niet bestond.

De rechtspraak wordt uitgeoefend door de inheemsche rechtbank, waarin verscheiden landschapshoofden zitting hebben. Als leider en voorzitter van deze rechtbank treedt de Europeesche bestuursambtenaar op.

Om nu eenigszins een indruk van de dichtheid der bevolking te geven brengen wy de volgende cyfers onder de aandacht der lezers.

Behalve de reeds genoemde landtchapshoofden, 17 in getal, zijn er 243 dorpshoofden. Het aantal belasting betalende mannelijke personen bedraagt thans ongeveer 35000.

Neemt men hierbij in aanmerking, dat er in de Toradjalanden meer vrouwen dan mannen gevonden worden, dan kan men op een minstens even groot aantal vrouwen rekenen, tezamen dus 70.000 zielen, uitgenomen de kinderen en de ouden van dagen die niet meer in de termen voor de belasting vallen. Wij meenen dus gerust de bevolking van de onderafdeeling Rante Pao globaal op 100.000 zielen te mogen schatten.

Zijn dat geen sprekende getallen? Meer dan 100 000 heidenen alleen in de afdeeling Rante-Pao, waar nog bijkomen de bewoners van de afdeeling Makale, Palopo en Mamoedjoe. Voorwaar, er rust een zware taak op onzen Z9ndingsbond. Zou deze daartoe in staat z£n? Wij gelooven van ja! Immers het „Eben-Haëzer" kan ook onze Bond in

zijn devies schrijven. Hoe breidde zich de kring onzer Zendingsvrienden uit, in dit bijna vervlogen jaar ! Hoe velen volgden ons in hun gedachien naar dit verre strand, hebben ons in den geest verzeld op onze gevaarvolle tochten door dit onbekende hei denland. Hoe menigmaal werden wy in moeilijke oogenblikken gesterkt door de wetenschap, dat er in veler hart een voort durend gebed leefde voor ons en onzen arbeid.

En thans! De arbeid breidt zich uit, de nooden worden bekend; zouden de vrienden ons vergeten ? Immers neen !

Geroepen tot dezen heerlijken arbeid, moeten wy toonen, dat onze Zendingsliefde niet slechts in woorden bestaat, maar dat wij dien arbeid ook met de daad willen steunen. Ons werk mag niet slechts oppervlakkig worden, en daarom moeten er spoedig meerdere arbeiders komen.

Denkt u even in, welk een uitgestrekt gebied door ons moet verzorgd worden. In 't Oosten door de Golf van Bone, in 't Westen door de straat van Makassar omspoeld, beslaat ons Zendingsterrein een oppervlakte van byna half Nederland. Zoo een groot gebied, met zulk een dichte bevolking, kan onmogelijk door één Zendeling bearbeid worden. Er moet dus hulp komen, en liefst spoedig, want de zaak des Konings heeft haast.

De vijand zit ook niet stil. De propaganda van den Islam neemt steeds meer een dreigend karakter aan.

’t Is alsof men met ons wil gaan wedijveren. Deze propaganda is zeer belemmerend voor een kalme rustige ontwikkeling van onzen arbeid. Er dient echter rekening mee gehouden. Na enkele jaren zal de strijd over het restje heidendom in Midden-Celebes zyn beslist.

Geve de Heere ons te zyn meer dan overwinnaars in deze worsteling en make Hij ons allen bekwaam voor deze groote, verantwoordelijke taak.

Met broederlijke groeten:

Uit aan het bestuur gerichte brieven kan het volgende worden medegedeeld.

De scholen gaan zeer goed. De laatstgeopende, die ia het landschap Sa'dan, had, toen zij 14 dagen in gang was, reeds 74 leerlingen, waaronder dorpshoofden en enkelen op leeftij i. Groot is er de lust om te leeren.

De bijeenkomsten op Zondagmorgen waren daar terstond goed bezocht, terwijl er 's middags aan de kinderen uit den bybel wordt verteld.

De school van Baloesoe telt 78, leerlingen. Hier moet een hulponderwijzer komen, daar het getal te groot is. De goeroe aldaar heeft veel hart voor zijn werk. De kinderen leeren best. Ook de Zondagssamenkomsten zijn hier goed bezocht. Helaas wonen hier reeds enkele Boegineesche families. De school moet hier derhalve ook dienen als dam tegen het voortdringen van de Boegineesche en dus Mohammedaansche gebruiken.

De school in Nanggala is de minste. Tot heden 40 leerlingen. Er moet een oorzaak zijn dat het met de school niet zoo vlot gaat. Later zullen we daarvan wel meer hooren.

In Tondoklita, landschap Rioe, zyn 94 leerlingen op school, maar er kunnen er nog wel 800 bij komen ; er wonen daar zeer veel menschen. Dit landschap behoort tot het gebied van Pommaramba,

In ’t landschap Boentao is nog ge^n school geopend en in Sangala evenmin, omdat er geen goero9 voor was. Er zyn er ejhter sedert weer aangekomen. In December komen er nog zes uit Sangir. Deze zijn, naar men zegt, beter onderlegd dan de Minahas sers. Mocht dat waar zijn, dan zal zulks het werk te stade komen. Zelf durft br. v. d. Loosdrecht geen oordeel vellen. De praktijk zal het leeren.

In ’t Zuiden van Rante Boea, 't landschap, dat aan Palopo grenst, zyn 5 dorpen overgegaan tot den Islam! Met een van de hoofden aldaar had ik een afspraak, dat er spoedig een goeroe zal komen. Deze houdt nu in zyn dorp de beweging tot den Islam nog tegen.

In Rante Pao is er weer een hadji bijgekomen en ook een iman (geleerde, die onderricht geeft in het Koranlezen). Er dreigt dus gevaar van verschillende kanten.

Er moeten ten spoedigste nog vele goeroes worden in dienst gesteld. Een 20 worden er nog verwacht, tot wier overkomst naar het terrein reeds is besloten en nog meerdere zijn noodig, om het arbeidsveld behoorlijk te bezetten.

Noodig is aanhoudend gebed en even noodig milde steun. Elke school kost geld. Een school van 100 kinderen zal het bestuur komen op f400.— jaarlijks, zoolang er geen sprake is van subsidie (en daarvan kan voorloopig geen sprake zijn) of schoolgeld. Op dat laatste zal spoedig worden aangestuurd.

Begin December was br. v. d. Loosdrecht ernstig ziek. Een week lang bleef de koorts boven de 89 grader. De naastbij wonende dokter is te Enrekang, 5 lange dagen te paard van Rante Pao. Er is met hem getelefoneerd en gelukkig waren de aangeraden medicijnen in huu. Door Gods genade is br. v. d. Loosdrecht voorspoedig hersteld. Vol moed beeft hy den arbeid hervat.

Het Bestuur van den G. Z. B. besloot in zyne vergadering van 18 Febr. j.1, over te gaan tot het doen drukken van een spelen leesboek in de taal van ons arbeidsveld. Dat spelboek is bewerkt door br. v. d. Loosdrecht en diens vrouw (ie laatste niet te vergeten). Dr. Adriani, de bekende taalgeleerde van Midden-Celebes, verblijdt zich in de uitgave en heeft aangeboden, zich met de correctie der prceven te belasten. Hem daarvoor onze dank en aan onzen wakkeren Zendeling en zyn vrouw een eeresaluut, nu na zoo'n korten tijd van verblijf op het arbeidsveld reeds tot dergelijke uitgave kan worden be3loten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1915

Alle Volken | 8 Pagina's

VAN HET ARBEIDSVELD.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1915

Alle Volken | 8 Pagina's