Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN HET ARBEIDSVELD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HET ARBEIDSVELD.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rante Pao, 23 Mei 1916.

1. Particulier schrijven van Mevr. Van de Loosdrecht aan den Zendingskrans te Gameren.

Onze hartelijke dank aan u en alle dames, die hebben medegewerkt om ons weer zulk een mooie bezending goed te sturen. Wij vinden het bijzonder aardig, dat wij zoo kort na elkaar mochten zien, dat de vriendinnen te Gameren onze zending te Rante-Pao niet vergeten. De kleine kabaja's komen bijzonder goed te pas; die maat is uitstekend.

Lapoe en Samba, onze twee Toradjapleegkinderen, zijn bijna even blij. als wij, wanneer een kist uit Holland komt; daarom gaf ik haar maar dadelijk een kabaja, en zij waren er erg blij mede; dat streepjes-goed viel bijzonder in den smaak. Ook de jongens bedankten ons hartelijk voor de mooie broeken. De rest wordt bewaard voor 31 Augustus; dan komen alle schoolkinderen weer naar hier en hopen wij dien dag voor hen een beetje feestelijk tc maken. Door 's Heeren goedheid maken wij het allen wel. , Zooals u misschien reeds weet is ons gezin in Februari weer vermeerderd met een dochtertje.

De familie Belksma is 8 Mei in goeden welstand te Palopo gearriveerd. Zij hebben een lange reis gehad; toen zij te Rante-Pao aankwamen, was het juist drie maanden geleden, dat zij Holland verlieten. In mijn vorigen brief, schreef ik u reeds, dat er weer een tiental jonge mannen door mijn man worden onderwezen, die wenschen gedoopt te worden en nu werden wij verleden week weer bijzonder verblijd, daar onze Lapoe bij ons kwam met hetzelfde verzoek. Wij waren hierdoor bijzonder getroffen, want Lapoe is een erg stil bescheiden meisje en - hoewel ik wist, dat zij reeds lang niet meer geloofde, wat de heidensche priesters vertellen, hadden wij toch nog niet durven hopen, dat zij den moed zou hebben om als eerste Torad ja-vrouw openlijk haar geloof in den Heere Jezus te belijden.

’t Was voor ons dan ook een heerlijk oogenblik, toen zij, wel schuchter maar toch beslist, ons zei.de, Christin te willen worden. Ik kan u niet zeggen, hoe groot het voor ons is, als wij een vonkje van dat nieuw ontwakend geestelijk - leven bij onze pleegkinderen mogen opmerken; dat vergoedt ons het gemis rijkelijk van ouders en al wat wij in Holland achterlieten en wij kunnen slechts danken, dat de Heere ons, Zijn zondige schepselen, nog daartoe wilde gebruiken.

Vele hartelijke groeten ook van mijn man. Gaarne Uw toeg: '

A. P. v. d. LOOSDRECHT—SIZOO.

2. Mededeeling van het Bestuur.

Het Bestuur van den G.Z. B. ontving van br. Van de Loosdrecht de mededeeling, dat Pommaranba, allen lezerS van ons blad welbekend, (zijn portret is vroeger op een onzer prentkaarten afgedrukt) wegens knevelarij door de regeering tot vijftien jaar tuchthuisstraf is veroordeeld.

Br. Van de Loosdrecht bezocht hem nog in de gevangenis en sprak zeer ernstig met «hem over zijn onrechtvaardigheid en hebzucht en wees hem den eenigen weg tot verlossing. Moge dat bezoek nog ten zegen zijn voor het volgend leven van den man, die tot het oogenblik van zijn wegvoering uit Rante-Pao steeds bleef bij zijn woord: »Nog niet!«

Makale, 6 Maart 1916.

3. Schrijven van br. Prins.

Beste Zendingsvrienden,

Gaarne wil ik u laten deelen in 't genot

van den naderen omgang met 't volk, waaronder we mogen arbeiden. Ge moet dan echter niet in Makale komen, want daar vindt ge reeds niet meer de echte Toradja's. Hier in Makale zijn de Toradja's al te zeer ver-

Om de echte Sadang-Toradja's te ont-Boegincezen, Menadoneezen, Amboncezen en Chineezen. 't Is hier n.1. 't centrum van vreemde elementen.

Om de echte Sandang-Toradja's te ontmoeten moet ge minstens een half uur buiten Makale komen, waar ge reeds tal van kleinere en grootere kampongs aantreft, alle erg vuil, slordig en onregelmatig gebouwd. Wij nemen u dan mede naar een djer kampongs. Ge ziet hier alle huizen op hooge palen en klimt met mij 't trapje op, dat wel erg smal is maar ons toch brengt in 't voorhuis, waarop de zijgang, die alle kamers verb'ndt, uitloopt.

We zijn hier in Batoe Allo bij den Tominawa (d.i. geestelijke, de man, die 't meest - van den adat afweet). Hij zal u eerst wat vreemd aanzien, omdat hij nog zoo weinig Hollanders gezien heeft, maar ook omdat de man in zijn middagdutje gestoord werd door uw komst.

Hij kan u veel vertellen van zijn volk en maakte zelf menige vechtpartij mee tegen de Boegineezen, die nog niet zoo lang geleden steeds maar trachtten 't Toradjavolk te knevelen.

Als ge 't met hem over dit onderwerp krijgt, wordt hij weer jong en schieten zijnoude oogen vuur. Hij toont u den sabelhouw dien hij boven op 't hoofd kreeg en waar nog een lange kale plek te zien is. Dat is zijn eereteeken, dat hij opliep, toen hij in den nacht met enkele anderen van zijn stam zijn broer met vrouw en kind redde uit de hand der Boegineezen, die dit drietal geroofd hadden om als slaaf te verkoopen.

Ook nu wil hij ons wel wat meer verhalen van den strijd der Toradja's met de Boegineezen.

Er waren eens drie Toradja-vorsten, Pangandang, die in Patilan woonde; Pakilla, die te Batang verblijf hield en Pangandanjan die te Oeloe-Oeai verbleef.

De gewoonte dier drie vorsten was als volgt: Indien er iemand door hen beboet werd of een hunner onderdanen schuld aan den vorst had en die niet vlug betaalde, dan werd zijn schuld zooveel te zwaarder. Als iemand één rijksdaalder schuld had, moest hij er zeven betalen, als hij te lang wachtte met afdoen van zijn schuld.

Om die reden was 't gansche volk ontevreden en mopperde met de dienaren dief vorsten tegen zulke zware straffen.

’t Gevolg was, dat die drie vorsten erg boos werden op hun onderdapen en tezamen naar de Boegineezen aan de kust gingen, om hun te vragen hun Toradja onderdanen eens flink te bestraffen. '

Toen de Boegineezen in aantocht waren spraken de Toradja's onderling af, om avondpasar te maken (= om 's avonds markt te houden), daar ze uit vrees voor 't stelen der Boegineezen overdag hun waren niet durfden veevoeren.

Nu kwamen er drie Boegineesche vorsten met hun gevolg in deze streken om den Toradja's eens möres te leeren. Hun namen waren: Haroen Toemanda, Karaeng-Soembin en Haroen-Pao-Pao.

Toen de Boegineezen in 't land waren, verkocht men slechts vogels aan hen, die eigenlijk niet voor de consumptie geschikt waren, alsook andere dingen, die men zelf niet gewoon was te eten. De hongerige Boegineezen vonden 't echter lekker en zoo kwam het dat velen hunner buikziekten kregen en stierven.

Toen Karaeng Soembin bemerkte, dat zoo vele Boegineezen bezweken, sprak hij: »Waarom sterven zoovele van mijn landgenooten hier? tl\jv. dienaren antwoordden toen: »Wij sterven hier allen nog, als wc langer bevriend blijven met die drie vorsten van 't Toradjavolk*.

Nu verzamelde Karaeng Soembin de nog in leven gebleven Boegineezen en zonder langer uitstel trok men op om de Toradjavorste te vermoorden. Daar deze vorsten geen argwaan koesterden werden ze zonder slag of stoot gegrepen en gedood.

Pakilla werd begraven te Bamba-Poeang Vandaar dat in de Toradjalanden 't verhaal in omloop is, dat zoo een Toradja van slecht gedrag naar de Boegineezen in Boni uitwijkt, hij door Boegineezen zal worden omgebracht en omgekeerd als een slechte Boeginees in deze Toradjalanden komt, hij door Toradja's zal wörden gedood. Daarom werden nu Toradja's en Boegineezen als broeders, ze helpen elkaar de slechten onder hen te dooden.

Maar toen na verloop van tijd de Toradjavorst Pon-Rendangan de Boegineezen weer eens te hulp riep, deed hij dit eigenlijk om den moord op zijn stamgenooten den Boegineezen eens betaald te zétten.

De Boegineezen, niets kwaads vermoedende, kwamen spoedig opdagen en trokken naar Batoe-Allo, maar owee t

Toen ze onder langs de steile rotsen aan den weg liepen werden ze door de Toradja's, die zich bovenop verscholen hadden, met zware rotsblokken geworpen, waardoor de Boegineezen naar Rendangan vluchtten, meenende 'van Pon-Rendangan hulp te krijgen, om dien overval te wreken. Doch Pon-Réndangao had zich reeds uit de

voeten gemaakt en nu werden de Toradja's van deze streek geweldig onderdrukt, totdat de Kompagnie kwam.

Deze nam 't voor de Toradja's op en waar Boegineezen waren in de Toradjalanden, werden ze genoodzaakt te vluchten en van dien tijd af aan kwam er weer welvaart onder de Toradja's, want nu waren ze vrij en werden niet meer gekneveld door de Boegineezen. -

’t Ging echter allerwreedst toe bij 't opzoeken der Boegineezen. Ze werden allen gedood, de tong werd hun uit den mond gehaald, gedroogd en aan honden • en katten gegeven. .

Tot op heden zijn dc Boegineezen over 't algemeen hier niet gezien en niet weinig dragen hiertoe bij die oude volksverhalen, die nog in 't hart van 't volk bewaard zijn gebleven.

Moge 't ons gegeven worden, den Toradja's te leeren, hun vijanden lief te hebben, te zegenen die hen vervloeken, wel te doep die hen haten; te bidden voor die hun geweld aandoen; want zalig zijn de barmhartigen; hun zal barmhartigheid geschieden.

D. C. PRINS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1916

Alle Volken | 9 Pagina's

VAN HET ARBEIDSVELD.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1916

Alle Volken | 9 Pagina's