Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop en doopcandidaten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop en doopcandidaten.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. Belksma.

(Vervolg van blz. 52).

De eerste, die voor den Pandita nederknielt om het teeken dss Doops te ontvangen is geen jonge Christen meer. Zijn hoofd wordt reeds gedekt met de sierlijke kroon der grijsheid, 't Is ook geen Toradja. 't Is een Timorees, Alpaoe geheeten. Als jongen had hij reeds zijn geboorteland verlaten, om dienst te nemen in het Indisch leger. Thans is hij oud geworden en gepensioneerd. Zijn beetje kennis van het verplegen van zieken eri gewonden in het leger heeft hem het baantje van mandoer in het landschapsziekenhuisje te Rante Pac bezorgd. Daar zal hij nu waarschijnlijk wel de .rest van zijn levensdagen slijten met zijn Toradja-vrouw-Nu hij tot rust en tot bezadigder leven is gekomen, is hij ook eens gaan nadenken over zijn zonden in vroeger jaren.

Reeds twee jaren te voren wenschte hij gedoopt te worden, doch gezien zijn groote onwetendheid in geestelijke dingen vonden wc toen geen vrijmoedigheid hem toe te laten. Later heeft hij vrij getrouw het dooponderricht van Dr. v. d. Veen gevolgd. Toen hij nu weer . met aandrang vroeg om gedoopt te worden om dan tevens in wettelijken echt met zijn concubine Lai' Toemba vereenigd te worden, hadden wij geen bezwaar meer. Nog is zijn kennis gering, Hij behoort tot die groote categorie van eenvoudigen, die het wel „voelen" maar het niet ; , zeggen" kunnen. Doch hij belijdt te gtl'K'vcn in Jezus Christus, als zijn Ver-

losser, en nu weet slechts de Groote Kenner der harten in hoeverre dit getuigenis taal des harten of der lippen is.

De reeds genoemde Lai' Toemba volgt nu. Zij kan lezen noch schrijven. Toen zij voor jaren haar man volgde, wist zij nog niet welk een diep zondige verhouding dat is, dat leven in concubinaat. Hoe zou zij het kunnen weten, daar er niemand was. die haar onderwees-Nu weet zij het wel. Nu wil ze ook echt trouwen. 'De tien geboden, de geloofsartikelen en het Onze Vader kent ze glad van buiten in het Toradja'sch. Met haar twee kindertjes Izaac en Mozes ontvangt zij den Doop.

De volgende is weer van anderen landaard. Het is een Javaansche, Mina Myra geheeten. Haar vader is in Tjeribon een Mohammedaansch „geestelijke", een sterk ijveraar voor den Islam. Haar geheele familie kant zich sterk tegen haar overgang en werpt haar waarschijnlijk uit. In haar woonplaats werd zij de bijzit van een Menadoneesch soldaat, die thans Commandant der Gewapende politie is in Rante Pao. Deze in véle opzichten voortreffelijke jonge man begon ook langzamerhand onvrede te gevoelen met zijn onwettige verbintenis, waarna hij belijdenis deed en lidmaat werd en zijn huwelijk kerkelijk werd ingezegend. Het was een heele daad van hem om een Javaansche als zijn wettige vrouw te erkennen. Dat zal een Minahasser niet licht doen.

Nu komen de Toradja's aan de beurt. De eerste van hen is Lai' Lapoe, een der vroegere moerids van de familie v-d. Loosdrecht. Zij is thans een ionge vrouw van omstreeks twintig jaren en gehuwd met Maroeroe', een der opgeleiden aan de Normaalcursus en hoofd der school te Rioe. Toen zij met hem huwde verleden jaar weifelde zij nog om Christen te worden. Doch wij wisten wel, dat wij haar zouden winnen. Met groote belangstelling volgde zij mijn onderricht, en nu is zij over haar aangeboren schroom heengestapt om opeplijk met den deatadienst te breken, waarmee zij in haar hart reeds lang had gebroken. Terwijl zij neergeknield lag in dit plechtig oogenblik moest ik wel even mijn hoofd omwenden naar haar vader, die op een paar passen afstands achter haar zat, en met glinsterende oogen het schouwspel aanstaarde. Ook hij is niet verre meer. Ook bij hem is Gods omvederstandelijke genade be7ig hem-los te maken van het heidendom. Ook voer haar broer is dezc'dag een dag van blijdschap. Hij, Kadang, was het, die v. d. Loosdrecht cn Dr. Adriani ind«rtijd naar Posso vergezelde en hen onsc-tbare diensten bewees met zijn kennis de..-taal, en een tijd na zijn terugkeer de eerste Toradja in Rante Pao was, die zich doopen liet.

Het volgende nette jonge vrouwtje is Lai' Ada', getrouwd met Bidang een Toradja, en hoofd der school te Kalambe, hier vlak bij. De stap, die zij heden doet is voor haar geen kleinigheid. Zij is het oudste kind van den rijksten man van Barana', en aangenomen kind van het onderdistrictshoofd, de vijandige Tandi Seroe. Eveneens is zij het aangenomen kind van mijn rijke buurvrouw Lai' Kaloea'. Zij is verwant aan alle rijke en voorname families in den naasten omtrek.

Toen zij anderhalf jaar geleden met goeroe Bidang huwde, wist zij nog van niets. Zij had niet school gegaan en slechts zelden een koempoelan bijgewoond. Het was toen voor ons een moeilijke zaak toestemming te verleenen tot het sluiten van dit huwelijk. Aan de eerste zijde was het wat een vreemde zaak dat een Christengoero-3 . trouwen zou met een heidensch meisje. Aan den anderen kant overwogen we, door de ervaring geleerd, dat een ongetrouwd volwassen Toradja, ook al is hij Christen, moeilijk zijn pad rein bewaren kan. We stelden dan ook de voorwaarde, dat Lai' Ada' na haar huwelijk dadelijk het dooponderricht zou gaan volgen. Zij beloofde het, tegen den wil harer familie in, die dan ook niet bij de trouwplechtigheid verscheen.

Ik had in het vrouwtje een dankbare en schrandere leerlinge-Het heeft haar veel strijd gekosty eindelijk den beslissenden stap te doen. Vooral haar moeder verzette zich eerst heftig tegen haar doop. Haar vader vond dat zij het zelf maar weten moest. Veel heb ik met die moeder gesproken. Ik zei haar te hopen, dat zij haar kind om het Christen-Avorden toch niet zou verstooten. Zij vond het echter verschrikkelijk hard, te zien dat haar oudste kind de aloude adat zou verlaten. Haar andere dochter is mcericl bij de familie v. d. Veen, en haar > jongste, een knaap van rfc 13 jaar is moerid bij ons. Er is alle kans dat deze haar twee andere kinderen het voorbeeld h inner oudere zuster zullen volgen, en dan staan de ouders geïsoleerd. En een Toradja kan zich moeielijk gescheiden denken van zijn kinderen, in godsdienstig opricht althans. Zij zijn dan haast wel genoodzaakt hunne kinderen te volren-Wij hopen, dat het hiertoe mag komen in de toekomst. Tot mi'n groote blijdschap weren vader en moeder

met vele familieleden bij den Doop tegenwoordig.

De laatste vier jongelui die gedoopt worden zijn allen adspirant onderwijzers. Drie er van zijn door ons, en één van hen is door de fam. v. d. Veen opgevoed. Zij hebben alle met een diploma de landschapsschool verlaten. Ze zullen thans het leven in moeten. Ze krijgen een aanstelling aan een school als hulpgoeroe. Slaag ik er in de Normaalcursus weer te heropenen, dan komen ze allen nog weer terug om verder degelijk opgeleid te worden. We hebben veel verwachting van hen. Zij zullen onze gangmakers zijn, die hier en ginds het zaad zullen uitstrooien en de Toradja's nader tot ons .zullen brengen-Moge onze God hen steeds tot een Leidsman zijn.

De dienst, is afgeloopen. Er wordt nog wat nagepraat, terwijl sirih en koffie wordt gepresenteerd. Een groot varken is er geslacht om alle gasten die wenschen te blijven eten te onthalen. Groote potten met rijst staan overal te vuur. In gezellige - groepen hurkt men spoedig bijeen om zich het gekookte goed te laten smaken. Daarna keert een ieder huiswaarts.

Wij arbeiden steeds goedsmoeds verder, want de „levenskracht van het Evangelie" blijkt ons voortdurend. Er zijn thans weer een vijftiental die zich voor een volgend jaar op den doop voorbereiden. Onder hen bevinden zich nu voor het eerst ook twee ouderen. De eene is de vader van de zooeven genoemde Lai' Lapoe. Hij is vast besloten door te zetten. Reeds vroeger kwam hij bij ons en gaf zijn wensch te kennen om Christen te worden Doch later zakte dat weer. Hij is n.1. hoofd van de kampong Maroeang, en als zoodanig staat hij onder een conservatief complexhoofd en onder een nog conservatiever districtshoofd. Van hen moest hij natuurlijk het noodige hooren toen ze van zijn gevoelens kennis kregen. We hoorden een tijdlang niet veel meer van hem, doch thans heeft hii voor goed partij gekozen, hij stoort zich aan niemand meer; getrouw bezoekt hij het dooponderwijs, en telkens geeft hij blijk goed te hebben geluisterd en nagedacht.

Een andere „oudere" is een to minaa, of een priester, 't Is Pong Lengko, de vader van den goeroe te Boentao'. Hij heeft een tamelijk onrustig leven achter den rug. Vooral in den tijd vóór het Hollandsch bestuur nam hij zoowat aan alle twistje.s en oorlogjes deel. In zijn jongen tijd was hij rr-n gezocht priester, die in wijden omtrek bekend stond vanwege zijn scherpzinnigheid in het beslechten van twistza-'ken. Nadat hier geregeld bestuur en recht-' spraak waren ingevoerd, verloor hij veel van zijn invloed, doch bij de groote offerfeesten was hij nog een gaarne geziene gast. Toch onttrok hij zich meer en meer aan het godsdienstig leven der Toradja's. Het Heidendom bevredigde hem blijkbaar al minder. Toen werd zijn zoon Christen. Nieuwsgierig en weetgierig als hij was moest hij daar het zijne van hebben. Zijn zoon bleef niet in gebreke rekenschap af te leggen van hetgeen hij thans geloofde. De oude man sprak natuurlijk alles tegen ven verwierp alles, doch ondertusschen begon hij meer. en meer na te denken. Hii zou nu eens goed opletten hoe het zijn zoon verging. Of diens sawahs ook onvruchtbaar zouden worden nu.er tijdens plant-en oogsttijd geen, , kippen meer voor geslacht werden, en of hij ook door het overtreden van verbodsbepalingen — pemali — allerlei lichamelijk letsel zou krijgen. Toen nu de padi als naar gewoonte groeide en vrucht gaf, en ziekte, en ramp uitbleven, werd het geloof aan de deata's zeer geschokt. Al meeer en meer kreeg hij een oog voor de zonde van den afgodendienst. Kortom, hij liet mij ten slotte roepen om uit mijn mond bevestiging te hooren van wat zijn zoon, den goeroe hem reeds had meegedeeld over het Christelijk geloof. Hij had heel wat te vragen, en ik natuurlijk niet minder. Het slot van ons gesprek was, dat hij met zijn geheele hart den eenigen God wilde dienen en de afgoden wilde afzweren. Doch sterker nog: deze bejaarde, in den dienst der zonde vergrijsde man vroeg mij toestemming mij, voor zoover zijn krachten het toelieten, te vergezellen op mijn Evangelisatietochten, om ook aan zijn eigen volk den waren weg des levens te verkondigen-Hij had, zeide hij, reeds al te lang meegeholpen zijn' volk op een dwaalspoor te leiden; nu hem hiervoor de oogen geopend waren wilde hij daarvan gaarne getuigenis geven. Ik behoef u wel niet te zeggen hoe sympathiek mij dit , verzoek was, en met hoeveel blijdschap ik het inwilligde. Wij hebben hier in Indië nog al veel te strijden met een lauw Christendom, dat de kaars liever onder een korenmaat dan op den kandelaar zet. Van de zijde der „leeken" worden wij juist niet verwend met "hunne medewerking in het Evangelisatiewerk. Men denkt al veel: de pandita moet het maar doen, daar is hij voor.

Onze vriend, de ex-priester zal nu eerst nog een tijdlang het onderwijs van zijn zoon

volgen, en dan zullen we eens zien of hij vast houdt aan zijn genomen , besluit. Veel spot en minachting zal hij denk ik er niet over behoeven te hooren. Hij is n.1. goed van den tongriem gesneden. Zijn evenknie in het redeneeren moet, geloof ik, nog geboren worden.

Laat ons hopen eri bidden dat de eens gedane keuze hem niet zal berouwen, cn dat hij voor de komst van Góds Koninkrijk in Boentao' nog tot een zegen gesteld mag worden.

Zei ik zooeven te veel, dat wij' goedsmoeds verder kunnen gaan?

Bij de jongeren is de vrees voor het Christendom aan het verdwijnen-Ook in Makale begint begeerte te komen om zich los te maken van de banden van het heidendom. Het zijn, wel is waar, nog maar enkelen die tot ons over komen. Doch die enkelen zijn naar we gelooven profetie van een rijken oogst. De toekomst is ook hier aan het Evengelie der verlossing van Jezus Christus!

J. BELKSMA.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1921

Alle Volken | 8 Pagina's

Doop en doopcandidaten.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1921

Alle Volken | 8 Pagina's