Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEKEERDE CIPIER.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEKEERDE CIPIER.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Lieve) Heeren! wat moet ik deen, opdat ik zalig worde? Hand. 16 : 30.

De man, die eenmaal, in merkwaardigsten nacht zijns levens, deze woorden uitsprak, was een heiden, doch een die dcor den Almachtigen God ten eeuwigen leven verkoren, mocht nederzinken in verbrijzeling des harten en gelooven, dat Jezus Christus ook voor hem gestorven en opgewekt was.

Wij weten, dat de Apostel Paulus in gezelschap van Silas op zijne zendingsreize geleid werd langs wondren weg. Door den Heiligen Geest verhinderd, om het woord in Azië te spreken en daarna, om naar Bithynië te reizen, kwam hij te Troas en zag daar het gezicht van dén Macedonischen man, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonië en help ons! Zoo gedrongen, om over de zee te gaan en den voet te zetten op Europeeschen grond, werd eerst Lydia de purperverkcopster toegebracht en werd daarna een waarzeggende geest uit eene dienstmaagd uitgedreven.

Toen kwam de omwending. Straks voert Gods weg deze trouwe gezanten van Jezus tot geeseling en kerker. Maar, Heerlijke uitkomst, dan wordt in den nacht een cipier krachtdadig bekeerd en met al de zijnen gedoopt.

Ziethier nu de bemoeienis des Heeren, de Godsontferming klaar'ljk geopenbaard ten aanzien van een arm verloren schepsel.

De vraag mocht wel in de harten van Paulus en Silas gerezen zijn: »Heeft Jezus Christus, onze Heere, ons nu daartoe dat gezicht in Troas getoond, opdat wij hier in de gevangenis van Filippi ellendig zouden omkomen en dat heerlijk voortgaande weik zoo droevig zouden moeten eindigen? * Maar de Heere, Israëls Wachter, sluimert niet. Hij geeft zijn volk antwoord in den nacht. Én dat antwoord luidt voor de gezanten in den stok aldus: »Daarom moet gij, mijne dienstknechten, in het binnenste kerkerhol geworpen worden, opdat die cipier zou verlost worden uit den kerker van den eeuwigen dood! Daarom moeten uwe voeten in den stok verzekerd worden, opdat die gevangenbewaarder het pad des levens zou leeren bewandelen! Daarom moeten uwe ruggen met geeselen gestriemd \yorden, opdat die man als blijk van de verootmoediging zijns harten en geloof in Jezus Christus dfe striemen zou kunnen afwasschen! Daarom moet smaad en smart uw deel zijn, opdat een heiden zou ingaan in de vreugde uws Heeren!«

Navolgers van den Man van Smarten.

Ze zullen het zoo goed begrepen hebben, dat ze en waarom ze dezen weg moesten bewandelen. Immers, uit zichzelven zouden zij niet naar dat gevangenhuis gegaan zijn, om daar in dien binnensten kerker te zitten en in den nacht te zingen. Naar menschenoordeel verdient het verre de voorkeur, om op de markt het Evangelie der genade Gods te prediken aan velen, dan lofzangen te jubelen in eene plaats, waar de zware muren alle geluid naar buiten dempen. Het is de Heere zelf, Die de schreden van Zijne boden richt naar dat oord van angst en jammer. »Mijne gedachten, spreekt de Heere, zijn niet ulieder gedachten !«

In nachtelijk uur valt die man voor zijne gevangenen neder en vraagt in verslagenheid des harten: »(Lieve) heeren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? * Wat moet ik doen, opdat ik het door u verkondigde heil deelachtig worde, opdat mij die vrede en rust, die gij bezit, ook geschonken worde.

Deze heiden wordt verslagen door de wonderheden Gods. Zijne onmacht en ellende, de ontoereikendheid der sterke kerkermuren, alsmede van de sterkte zijner goden, zijn hem in e«*n ount des tijd* pj> ««-» baar geworden.

Dan vindt de prediking van het Evangelie des kruises plaats op het binnenplein van de gevangenis te Filippi en wellicht met het water van dezelfde bron, waarmede de stokbewaarder de striemen der gevangene predikers afwiesch, wordt hijzelf met al de zijnen gedoopt.

Dat is nu een echt zendingsverhaal.

Dat ons leert, hoe de Heere langs zulke wondre wegen Zijne kruisgezanten leidt. Waarbij wij moeten belijden, dat wij van gisteren zijn en niets weten.

Staat ons dat »zelf-het-weten« niet in de weg? Wij meenen zoo vaak: Dit moeten wij doen cn dat is noodig. Doch beter is het, zoo wij een Troas-gezicht ontvangen. Dan kan het misschien zoo heel vreemd gaan, zoo, dat de menschen zeggen: »Wat doen ze toch dwaas! Ziet, hoe zij nu in banden en lijden gekomen zijn!«

Indien het dan maar is het dwaze Gods, dat wijzer is dan de menschen. Dan zullen, terwijl men dit zegt, Paulus en Silas in den nacht lofzangen zingen. Dan zal in dien weg een cipier bekeerd worden.

Wij gelooven, dat wij met ons zendingswerk niet op zulk een goeden weg zijn, indien wij het zoo goed weten. Wij moeten toch ook wel eens leeren, dat de Heere Azië achterstelt en Bithynië voor ons sluit, om in Filippi een kerkerdeur te opsnen; dat Hij geeselroeden beschikt, opdat pen stokbewaarder iets te doen hebbe om z^ne bekeering te toonen; d|at hij in de gevangenis nog wel eens een binnenplaats h#ft met eene bron, waar een huisgezin gedoopt kan worden.

Neen, neen, dat leert ons geene lijdelijk? heid, maar afhankelijkheid, , maar gehoorzaamheid aan het woord des Heeren.

Wij hebben waarlijk met beschaming op onszelven te zien.

Zijn wij toegekomen aan de gehoorzaamheid van den apostel?

Zijn wij toegekomen aan de in n^cht van lijden?

Zijn wij toegekomen aan de vraag den stokbewaarder?

De tijden zijn anders, meent ge? Maar dat is nog de vraag.

Doch het menschenhart in zijn afkeer van God is altijd hetzelfde.

De noodzakelijkheid van de prediking van het kruis is altijd dezelfde.

En het lijden om den naam des Heeren is cr altijd geweest. »ln de wereld zult gij verdrukking hebbcn«, zeide Jezuj tot Zijne discipelen.

Of het moest zijn, dat wij den Laodiceërs gelijk waren, rijk en verrijkt en geen gebrek hebbend aan cenig ding. Dat komt zoo spoedig, waneer de Heere het zoo wel maakt met ons ten opzichte van onze plannen, verlangens, goederen; wanneer wij mogen groeien en toenemen, ook als zendingsbond.

Maar dan, wee onzer! Wee ons, als wij het zoo goed weten. Als wij dan in Azië willen blijven of met alle geweld naar Bithynië willen reizen. Zullen wij dan niets te lijden hebben? In zulk een eigenwilligcn weg?

De cipier van Filippi geeft ons dit te leeren, dat wij in de benauwdheid en donkerheid des levens deze vraag tot den Heere hebben te richten: »Wat moet ik doen? «

En ongetwijfeld zal dan cok voor ons het antwoord luiden: Gelooft in den Heere Jezus Christus!

Heerlijk antwooril, nietwaar? Dat is dan ook beter, dan het alles zelf te willen weten.

Die cipier is wel verder gekomen. Hij heeft steeds meer den wondren weg Góds leeren kennen en verheerlijken.

Nooit heeft hij dien nacht vergeten.

Z.

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1923

Alle Volken | 12 Pagina's

DE BEKEERDE CIPIER.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1923

Alle Volken | 12 Pagina's