Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het Arbeidsveld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het Arbeidsveld.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

POEANG MATOEA

de Hemelheer, de schepper der wereld. Een vorig maal deelde ik reeds iets mede over het ontstaan van Poeang Matoea.

Over dit ontstaan, den oorsprong van Poeang Matoea, - zijn velerlei mythen in omloop. Hierin echter stemmen vele overeen dat P. M. is geboren uit het huwelijk van hemel en aarde. Zoo is er een verhaal dat P. M. uit de milt van hemel en aarde doet ontstaan. Te Nanggala (Rantepao) wordt de hoogste dewata, Tarangga Matoea genoemd, die in de hoogste der hemelen verblijf houdt.

Daarop volgt diens kind poeang Bassi-Bassian (Heer hard als ijzer), wonende in den zesden hemel.

In den vijfden hemel woont Poeang Ambe Amboan (de stokoude).

In den vierden hemel Poeang Matoea (de oude heer).

In den derden hemel Poeang Makole Kole.

Deze goden worden allen genoemd als kinderen van Tarangga Matoea.

Dan volgt in den tweeden hemel Datoe deata (vorst der geesten).

In den eersten hemel woont Poeang Soea' Lindo (Heer wiens aangezicht helder is). Deze laatste bewaakt de zeven poorten des hemels. Bovendien moet hij de daden der menschen gadeslaan en deze aan Poeang Matoea mededeelen. Daarna worden deze berichten door Poeang Matoea aan Tarangga Matoea overgebracht. In dit verhaal wordt het voorgesteld dat Tarangga Matoea aan zijn zoon Poeang Matoea opdracht geeft om den mensch van goud te smeden alsook de voorouders van dieren, planten en ' metalen.

Te Rante Pao meldt echter weer een ander verhaal dat uit het huwelijk van hemel en aarde 8 dewatas geboren werden, waaronder ook genoemd, Poeang Lalondong, die de onderwereld bewaakt, Poeang Toelang dena' hier genoemd als de God van de maan, Poeang Toelak Padang (Heer die het veld steunt), op wiens schouderen de aarde rust, en eindelijk ook Poeang Matoea, de formeerder.

Ook wordt Poeang Matoea wel het achterkleinkind genoemd, dat uit dit huwelijk voortkwam (Kalambe, Rante-Pao). Hemel en aarde genereerde drie kinderen, de god des hemels, Poeang Malioeloeng (Malioeloeng is hemelsblauw), de god der aarde, Poeang Sanda Padang (is Heer v. h. geheele land) en de god der onderwereld, Patoelak (is steunsel, schraag, dus degene waarop de aarde steunt).

Poeang Malioeloeng, die zijn verblijf houdt in de blauwe hemelkoepel huwde met Poeang Koemila'(is de bliksemende), uit welk huwelijk Poeang Ambo-Amboan (de stokoude heer) de vader van Poeang Matoea geboren werd.

Hoe verschillend van inhoud al deze verhalen mogen zijn, toch blijkt duidelijk hieruit dat Poeang Matoea niet gedacht wordt als de oorsprong van al het bestaande en als zijnde van eeuwigheid.

Echter zij nog opgemerkt dat de hoogste goden, die de hemelen bewonen, als Poeang Malioeloeng, Poeang Ambo-Amboan en Poeang Matoea, dikwijls met elkaar vereenzelvigd, en aangebeden worden als de voornaamsten aller geesten. Meestal wordt Poeang Matoea alleen aangeroepen als de God des Hemels, de schepper aller dingen.

Van belang is het thans eens na te gaan hoe men zich denkt de verhouding van Poeang Matoea tot de wereld.

Algemeen wordt hij erkend als de schepper, de smid, die alles formeerde. Eigenlijk kan men niet spreken van scheppen, omdat Poeang Matoea slechts uit het stof, dus met gebruikmaking van het reeds bestaande, alles kon voortbrengen.

Te Palesang (Makale) werd het volgende verhaal hieromtrent opgeteekend.

Van Poeang To Toemampa (Heer der smeden) ontving Poeang Matoea zeven blaasbalgen. Het volgende werd hiermede gesmeed :

Met den eersten, den mensch genaamd Laoekkoe, de voorvader der To Makaka (de vrijen). Hiertoe nam Poeang Matoea ijzer en vermengde dat met honing. Daarna werd de voorvader der rijst genaamd Tankeboekoe (zonder beenderen) en de voorvader der bronnen, dus van het water, genaamd Patola' Me'rang (Patola' =steunsel, als titel gebruikt, me'rang=honing) voortgebracht. Het water wordt vergeleken met voedzame melk en honing, welke uit de aarde voortkomt en ieder arm en rijk verkwikt en voedt.

Verder nog de voorouders van den bliksem, het ijzer en die der priesters. Met den tweeden blaasbalg werd de voorvader der slaven gesmeed. Hiertoe nam P. M. den harden bast van den arengpalm en vulde die met aarde. Toen de eerste slaaf te voorschijn kwam, noemde P. M hem To Ponto Litakan, to Gallang Araoean (= de mensch van een aarden armring).

Met den derden blaasbalg werd de eerste to menani en de eerste to boerake geformeerd (zij die bij het ma'boeafeest een be langrijke functie hebben.)

P. M. richtte daarna den vierden blaasbalg op, waaruit de voorvader der adatkenners en van het vergif te voorschijn kwam.

Met den vijfden werd de eerste Poeang geschapen. Hiertoe nam P.M. een stuk van de zon en van de maan en vermengde dat met goud.

De Poeang wordt daarom genoemd: allota sia boelanta = onze zon en maan. Geen wonder dus dat den Poeang groote eer wordt bewezen. Van hem gaat een magische kracht uit, welke mensch en dier ten goede kan komen, waarom het van grootbelang is hem gunstig te stemmen

Met den zesden blaasbalg formeerde P.M. de voorouders der karbouwen, varkens en kippen.

Met den laatsten blaasbalg werd de voorvader van de adat en verbodsbepalingen voortgebracht.

Hierna rustte Poeang Matoea uit van zijn arbeid.

Voldoende moge hieruit blijken dat P.M. in bijzondere verhouding tot deze wereld

staat als schepper, die het aanzijn schonk aan al wat leeft, en de aarde toebereidde voor den mensch om te bewonen.

In hem hebben bovendien alle adatverrichtingen hun oorsprong. Een typeerend verhaal, dat dit nader toelicht, 'en waarin ook duidelijk uitkomt hoe men zich Poeang Mütoea voorstelt met menschelijke eigenschappen en zwakheden, doet opgang te Palesang (Z. W. Makale).

Zoo vertelt men dat P. M. eenzaam in zijn steenen huis woonde in het midden des hemels.

Reeds was hij gegaan ver naar den opgang der zon, om een vrouw te zoeken, maar niemand die met hem wilde huwen. Zoo ook was hij gegaan ver naar het Noorden, naar den oorsprong der rivier maar ook van die reis keerde hij moedeloos huiswaarts.

Nogmaals strekte hij zijn reis uit naar het Westen, waar de zon ter kimme neigt, en naar het Zuiden, naar den monding der rivier, maar al zijn pogingen faalden, zoodat hij zich troosteloos neerzette op het vloertje van zijn rijstschuur.

Nadat hij zich gebaad had in den gouden bron, rustte hij uit en begon zijn fluit te bespelen. Hij uitte eindelijk zijn verdriet in de volgende woorden :

„Malia' toe belang belang Tangna oemben baine".

D.i. Bedroefd is de ongetrouwde, geen vrouw wordt hem gegeven.

In een granietsteen, nabij het huis was echter een vrouw verborgen, die deze woorden hoorde. Vroolijk schaterlachte zij. (Vergelijk ook het verhaal aan het begin van dit opstel).

Uw Zendeling, P. ZIJLSTRA.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1927

Alle Volken | 16 Pagina's

Van het Arbeidsveld.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1927

Alle Volken | 16 Pagina's