Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE EENENTWINTIGSTE ZENDINGS- DAG VAN DEN GEREFORMEERDEN ZENDINGSBOND, GEHOUDEN OP RIJSENBURG DEN 26en JULI 1928.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE EENENTWINTIGSTE ZENDINGS- DAG VAN DEN GEREFORMEERDEN ZENDINGSBOND, GEHOUDEN OP RIJSENBURG DEN 26en JULI 1928.

37 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze Zendingsdag stond dit jaar in het teeken der verrassingen; allereerst, wat het weer betreft. De afkoeling, welke gevolgd was op de tropische hitte In het midden van de Julimaand, ging gepaard met regen-en onweersbuien hier en daar. Die regen was hard noodig voor de velden en de akkers, voor me, n, schen beesten. en zijn ook nog wel stedelingen, al staan Er zij wat verder af van het boerenleven, die nochtans meeleven in het leven van den landman, in zijn vreugden, en in zijn teleurstellingen, in zijn geneugten en in zijn, beproevingen. Deze regels toch worden ook in een, stadswoning geschreven met het uitzicht op de harde keien. Er zijn er, die volstrekt niet blind zijn voor de berooving van akker en veld, wanneer de aanhoudende zomerdroogte het landschap als leegplundert. Dan wordt verstaan die stomme blik van den landman, die met de wanhoop in het hart dwaalt over den gebersten, uitgedroogden grond, nauwelijks bedwingend den bitteren schreeuw, die zich wringt naar de keel. Bij het keeren naar zijn woning wisselt deze geen vroolijken groet met zijn buurman. En mei den mensch lijden de dieren mee, die gaan in plaats van in groene weiden met malsch gras als over een dorre heidevlakte.

De regen echter had reeds uitkomst gebracht en daardoor keerde de vreugde voor velen. Een blijde verrassing was de regen, in de voorafgaande dagen gevallen en in de dagen, welke volgden. Maar op den Zendi.n^sdag zelf viel er te Rijsenburg geen droppel. Een tweede verrassing voor hen, die hier te zamen mochten komen. Zes duizend menschen: waren hier bijeen en altijd weer nieuw is de psalmtoon, die daar opklinkt bij trompetgeschal en bazuingeluid, waar anders het vogelenkoor zingt tot eere van den Schepper en nu de mensch als de opperste zangmeester temidden van de rijk gestoffeerde schepping der natuur van het Rijsenburgs'che bosch den toon mocht aangeven.

De grootste verrassing echter was gelegen in het feit, dat onze Zendeling Zijlstra optrad om te spreken van den arbeid op het zendingsveld. Voor velen is een onvergetelijk moment het oogenblik, waarop hij den Toradjajo.ngen Simon, uitgedost in de kleedij van een ouden, koppensneller, voorstelde. Deze jongen van ruim vijf en twintig jaar benutte de gelegenheid om de zendingsvrienden en vriendinnen te danken, omdat zij aangegord waren om het Evangelie van Gods rijke genade te doen prediken op Midden-Celebes, waardoor ook hij met vele anderen Gods Woord mocht hooren, dat het geleerd heeft de afgoden; van hout en steen los te laten, los latende, wat geen goden zijn, het te doen zoeken bij Hem, die in Christus Jezus naar zondaren vraagt, en de Heidenen doet weten, dat zij menschen zijn en dat de Heere alleen God is.

Hierbij bleef het nog niet. Zendeling Zijlstra had een collectie gebruiksvoorwerpen der Toradja's meegebracht en stelde deze in een groote tent, welke nog te klein bleek, ten toon, daarbij vertellende en uitleggende, waarbij Mevrouw Zijlstra hem hier dapper bijstond. Wel duizend menschen maakten van de aangeboden gelegenheid gebruik om op deze wijze niog iets bijzonders van dat merkwaardig Toradjavolk te leeren kennen.

Persoonlijk zou ik nog van andere verrassingen, kunnen spreken gelijk iedere lezer, die niet verzuimde den Zendingsdag bij te wonen, in gelukkige ontmoetingen en bij het toeluisteren de zijne gehad heeft. Als we hieraan denken, vergeten we gemakkelijk de dingen, die ons hinderden en welke er altijd zijn, waar vele menschen tezamen zijn. Ik zou kunr.en spreken van bijzondere zendingsvrienden uit Kralingen, uit Maarsen en uit andere plaatseM, die mij nog een buitengewone gift ter hand stelden. De Heere heeft ons een goeden dag gegeven, een dag des geklanks en een dag des gebeds. Het zou niet moeielijk zijn op deze wijze voort te gaan met schrijven, over de indrukken, welke we ontvingen, de boodschap, welke we hoorden, en de verkwikkingen, welke de Heere schonk, maar het wordt meer dan tijd, dat Uw verslaggever mededeeling doet van wat er op de beide spreekplaatsen door de verschillende sprekers is gezegd.

Een groote menigte had zich om half elf reeds verzameld om spreekplaats I, waar de beide veteranen Ds. Klomp en Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden zich al op het spreekgestoelte bevonden, die met een, stem, tot in de buitenste rijen doordrin-

gende en goed te verstaan, de schare mochten welkom heeten en toespraken. De eerste opende het samenzijn, ging voer in het {rebed en leidde den Voorzitter als eersten «-preker in, d.'e voor den negentienden keer het openingswoord sprak over den Wortel Isaï en wel als volgt:

't Is feest! 't Is Zendingsfeest! Gij zijt toch niet schuchter, om dat woord te gebruiken? Wij spreken toch ook van Kerstfeest, en in navolging van Gods woord ook van Paasch-cn Pinksterfeest? Zijn in het zendingsfeest niet die drie hoogtijden begrepen? Ligt in de geboorte van den Christus niet de geboorte van de gansche christelijke kerk, van de duizenden millioenen, over de gansche aardbodem verspreid? Is het niet door de kracht van de opstanding van den Christus Gods, dat de zendelingen uitgaan, om het evangelie den heidenen tc doen hooren, steunende op dc beloften Gods, dat ook zij, die zich buigen voor hetgeen geen God is, nochtans zijn rnedeërfgenamen en van hetzelfde lichaam, en mededeelgeno'oten der beloften Gods in Christus dcKor het evangelie? Vieren ook zij niet hun Pinksterfeest, als zij, eooals Ezechiël weleer, de graven zien geopend en dc dooden zien opstaan, om te verkondigen dc deugden desgenen, die ze riep uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht? 't Ts dus feest! 't Is zendingsfeest!

Jesaja, de machtige profeet van het Oude. Verbond heeft ook zendingsfeest gevierd! Niet in den vorm, zooals wij nu, maar dc vorm maakt het wezen niet uit. Hij heeft zendingsfeest gevierd naar den eigenlijken inhloud, naar de kern van dit feest. Hoort maar: Want het zal geschieden ten zeiven dage, dat de heidenen naar den wort'el Isaï, die staan zal tot een banier der volkeren. zullen vragen, en •zijn rust zal heerlijk zijn. En 1111 moet gij denken, dat hij soms zoo bang te moede was, als hij Israël, zijn Israël al dieper er dieper zag wegzinken. Dan schreide zijne ziel: Onze misdaden vtocren ons weg als een wind! Maar de Heilige Geest kwam over hem, de eeuwige opstandingskracht van den Christus deed zijn zienersoog alle nevelen en wolken doorboren, blikken in de onveranderlijke trouwen liefde des Hccrcn, cn dan zag hij niet alleen hot gevallen Jacobshuis weer opgericht, niet alleen het verdreven Israël weer vergaderd, maar ook de heidenen toevloeien, het heil zijns Gods gesmaakt en verheerlijkt tot aan dc einden der aarde. Was dat nu geen zendingsfeest?

Wij spreken gewoonlijk van een 'zendingsdag. Ik heb er niet op tegen, mits men het woord dag maar niet in den vulgairen zin verstaat, zooals wij spreken van een dagje uitgaan, want dan zouden wij bij zulk cene samenkomst niet anders zijn dan „dagjesmcnschen". Jesaja sprak ook van een dag: Het zal geschieden ten zeiven dage! Daarmede bedoelde hij niet een dag van vierentwintig uur, maar den dag van het koninkrijk Gods, die naar onze tijdrekening reeds eeuwen geduurd heeft, den ccnigen dag des Heeren, waarin de Zon der gerechtigheid voor ons al hooger cn hooger klimt, totdat zij in bet zenith zal staan cn blijven, als wij zendingsfeest in den hemel vieren. Door dien dag verstond Jesaja dus den dag des Nieuwen Testaments, ingeluid weleer door het Pinksterfeest te Jeruzalem!

Op dien Nieuw-Testamentischen dag zouden de heidenen vragen naar den Wortel van Isaï! En 'zij hebben cr naar gevraagd, anders zouden wij op het zendingsfeest niet saamgekomen zijn, wij der heidenen kroost. En cr zullen er nog ontelbaar velen naar vragen, want de volheid ook der heidenen zal ingaan en met Abraham, Daken Jacob aanzitten aan den bruiloftdisch des Lams.

De Wortel van Isaï! Isaï bctcckent: de zijnde! Niet in volstrekten zin gentomen, natuurlijk, want dan is er maar F.én, die dien naam dragen kan, cn die Eéne is God! Da Costa zegt terecht tot zijn God: Gij zijt, cn 't geen wij zijn, is onzijn, o mijn God! De wereld cn het menschdom en zijn lot •zijn 't denkbeeld, dat Gij uit cn weer tertig kunt halen. Gij zijt de Zon des zijns, wij uw vergangbre stralen! Dus Isaï beteekent dc zijnde niet in Volstrcktcn, maar in betrekkclijkcn zin, als een die is, omdat hij werd, geschapen werd, ontsproten is, en in zijn wezen van oogenblik tot oogenblik wordt gehandhaafd. Geschapen dloor wien? Onderhouden door wien? Ontsproten waaruit? Uit den wortel van Isaï, uit den Middelaar Gods en der menschen! Ts dat geen machtige gedachte? Want dat geldt niet alleen den vader van David, ook niet alleen het koningshuis 1 van David, noch zelfs alleen het opgerichte en verzamelde Israël, maar dc gansche gemeente des levenden Gods, waarom wij wel in onze bekrompenheid onze staketsels willen brengen, maar die de Heere ons als onbeperkt openbaart door haar vioor tc stellen als eetve schare, die niemand tellen kan uit alle gcslachtcn, ennatiën en tongen!

Van dien Wortel lezen wij dan ook, waar Hii is het ongeschapen Woord, God uit God. cn zelf o|ok God, dat alle dingen door Hem gemaakt zijn, dat zonder ITcm geen ding gemaakt is. Die wortel ontleent zijne levenssappen uit den grond van Gods eeuwige liefde, cn voert ze der gemeente toe, die op dien wortel gestoeld is. Zoo is Hij ons een en ons al, onze gerechtigheid en heiligheid, onze verlossing en heiligmaking, ons gebed en onze dankbaarheid, onze vrede cn vrengde, onze Zoon en onze Heere!

En die wortel schiet op, en het riiske wordt straks ccn machtige ceder, hoog opgaande, opdat deze een banier zij, tot aan dc einden der aarde aanschouwd. Een banier niet voor een of andere groep of secte, maar voor alle volkeren. Een banier geplant in de eeuwige liefde en verbondstrouw van God, die door geen helschc macht kan verbroken of o-ntwjorteld worden, door geen duisternis kan worden verdonkerd, ook niet door de duisternis van ons eigen gruwelijk ongeloovig hart. Zooals van het huis des Heeren gezegd wordt, dat zijn berg zal staan op de toppen der bergen, opdat de gchecle aarde •zich een ingang in het koninkrijk Gods ontsloten zie, zoo staat ook deze banier onmetelijk hoog opgericht, opdat hij vertolke de uitnoodiging onzes Gods: Wendt u tot Mij, en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God, e« niemand meer! Of het andere: Komt allen tot Mij, gij, die vermoeid en beladen zijt, en ik zal u rust geven! En wat was de prediking der apostelen anders dan een heenwijzen naar dien banier? En wat evangelie zouden wij u brengen, indien ook wij u niet konden vertellen, dat in het vluchten tot die banier uwe zekere verlossing

en zaligheid ligt? En wat zouden de zendelingen den heidenen verkondigen, en Onze zendelingen aan de Toradja's, indien zij niet wisten, dat die machtige ceder ook over de heidenen zijne takken uitbreidt, dat ook daar in hem woning maakt gevogelte van allerlei vleugel?

Zijn rust zal dan ook heerlijk zijn! Wiens rust? Dc rust van dien grooten Middelaar en Verlosser? Of de rust van hem, die onder dien machtigen banier de toevlucht nam? Van beiden! Want cr is zulk een innige band tusschen Christus en zijn gemeente, dat zij van elkander niet te scheiden zijn. Een lichaam, waarvan Hij het hoofd, zij de lcd'en! Eén wijnstok, Hij de stam en zij de ranken! Eén gebouw, Hij het fundament, zij dc steenen, daarop liggend! Zij deelcn in zijn lijden naar de maat, die God heeft besteld, maar ook in zijn verblijden! In zijne vernedering voorzoover de Heere nuttig acht, maar ook in •zijn verhqoging! Zij gaan ook in zijne rust in!

Het rusten van den Heiland is het zich verlustigen in God en zijn werk, en dus ook het zich verlustigen in de gemeente des Heeren, in hen, die tot Hem als tot dc eenige banier de toevlucht nemen! En het rusten der gemeente, het is dan took ccn zich verlustigen in God cn zijn werk, en dus ccn zich verlustigen ook in haar Middelaar, vrucht van dc eeuwige liefde Gods.

't Is feest! Zcndingsfeest! Laat uwe harten zich dan verlustigen in Hem, die niet rusten zal vóórdat de einden, der aarde aanschouwd hebben het heil onzes Gods, vóórdat de. aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren zooals dc wateren den bodem der zee bedekken. Dan zal ook uw rust heerlijk zijn!

Na den Voorzitter werd terstond het woord aan Zendeling Zijlstra gegevan, die sprekende over zijn arbeid wees op het doorbrekend licht op Midden-Céiebes.

Spreker wijst op het groote voprrccht dal hij iets heeft mogen zien van de eerste stralen vati doorbrekend licht onder de Toradja's.

Velen mecnen ten eerste, dat de Indonesiër gelukkig is, daar hij dicht bij de natuur leeft en h'et gecompliceerde Westerschc leven nog niet kent. Ten tweede, dat er een niet te overbruggen klove is tusschen Oost en West.

Uit de ervaring wil spreker nu echt'er aatitoonen, dat de Toradja's zoowel maatschappelijk als geestelijk een arm volk zijn en dat God dc klove tusschen Oost en West, door den rijkdom zijner genade kan en wil wegnemen.

Maatschappelijk kunnen de Toradjas moeilijk ccn gelukkig volk genoemd worden. Denken wij slechts aan de voortdurende oorlogen vóór de komst van het Gouvernement. Toen heerschte het recht van den sterkste, en openbaarde zich de zelfzucht in al haar wreedheid. De mindere man werd van zijn bezittingen beroofd en tot slaaf vernederd. Ook cle zucht tot hazardspel ontwricht het maatschappelijk leven en is een bron van onnoemelijk veel leed, terwijl door de polygamie cn onzedelijkheid cr van het gezinsleven weinig terecht komt, waardoor de jeugd zonder ouderliefde opgroeit.

Deze bittere vruchten zijn slechts een bewijs, dat de stam cn wfortel niet deugen. Wij zien hieruit hoe diep de ellende van den mcnsch is, die buiten Gol leeft en zich niet richt naar Zijn geboden.

De Toradja is daarom vooral te beklagen om zijn geestelijke armoede.

Zijn godsdienst is een slavendienst. Al zijn offers aan dc goden en voorouders worden bchccrscht door vrees. Dat God in eindelooze liefde hem zoekt cn dat Hij gediend wil worden uit wederliefde is hem dwaasheid. Dc goden zijn voor hem grillige willekeurige despoten, die hem van alle zijden belagen en ziekte en dood kunnen brengen. Het is uit zucht tot zelfbehoud, dat hij daarom zich verzekeren wil van dc gunst der goden ter verkrijging van stoffelijk geluk en welvaart.

De bittere ernst van 't heidendom komt vooral uit in het boegi-en marofeest, waar de Toradja in directe gemeenschap met dc gioclcn tracht tc komen. Tevens wordt zijn leven bchcerscht door een ontelbaar aantal verbodsbepalingen.

Niettegenstaande deze armoede staat dc Toradja afwijzend tegenover hel Evangelie, want cle natuurlijke mensch begrijpt niet dc dingen die des Gecstes Gods zijn.

Naar den mensch gesproken is het zendingswerk daarom nutteloos. Maar als wij zien op God zijn alle dingen mogelijk door dc werkingvan Zijn Geest. Hij opende voor dc zending den weg.

Vele aanrakingspunten mocht dc zending ontmoeten, daar cr door Gods genade in zijn diepste wezen bij den Toradja nog eenige kennis is van den Schepper aller dingen, van gebroken ge meenschap met God, • van verzoening door het offer, ja is er vooral in tijden van tegenspoed een verlangen naar den „toetoengan bia", de fakkeldrager, die het licht ontsteekt in dc duisternis. Dan kan hccngewczcn worden naar dien grooten lichtdrager Jezus Christus, die hen h'et waarachtig geluk en den waren vrede schenkt.

Doorbrekend licht, dat heeft God vooral de laatste jaren geschonken. En dit is het wonder dat de kracht nimmer schuilde in het massale van dc overgangen, maar in den enkeling, ciic door God werd gegrepen. Die enkeling werd dan weer gesteld lot ccn getuige temidden van zijn volk.

Heerlijk komt dit uit in het leven van den eenmaal heidensche priester Ne Lengko met zijn zoon, die, onder Gods zegen, zulk een krachtigen stoot hebben gegeven tot een omkeer ten goede. Zoo was dit ook het geval met Johannes Kaleboe te Sangalla' cn Lombe te Simboeang.

De strijd tusschen licht cn duister openbaart zich soms op duidelijke wijze en elke overwinning getuigt weer van Gods almacht.

Zoo komt cr den laatst'en tijd, vooral ook onder de hoogere standen een omkeer.

Zeker het bolwerk van het heidendom is nog sterk, maar hier cn daar zien wij wankelende muren, zi'en wij hoe het rijk van satan wordt afgebroken cn de belofte in vervulling gaat, dat over hen die gezeten zijn in den nacht van schaduwen des doods, het licht der genade zal opgaan.

Daar is groei allerwcge! Het aantal christenen, nu nog slechts een 2000 tal, draagt dc belofte in zich van een rijken oogst.

Het aantal zendingsscholen steeg nu reeds tot een 50 tal, met ruim 3000 geregeld schoolgaande kinderen. E11 overal is nog vraag naar meerder onderwijs. Een Holt. Inl. School voor hoofden-

kinderen werd opgericht. Zie, de arbeidsmogelijkheden zijn onbegrensd.

Nu is het dc vraag, wat dc gemeente niet dezen zegen doen z; ïl. Zal zij kleingeloovig dien groei willen tegenhouden en '/eggen hot wordt ons ti groot, het gaat onze spankracht te boven, of zal zij in ootmocdigen dank dit neerleggen aan de voeten van dien Koning der Zending cn zeggen: „Heere het is Uw zaak!'' Leeft de gemeente die afhankelijkheid, dan zal met het groeien van den arbeid ook de liefde groeien en daarmee ook haar draagkracht. Dan ook zal dc gemeente ervaren, dat de zegen, dien God op den zendingsarbeid schenkt, ook op haar terugvalt.

Voor de pauze voerde op deze zelfde spreekplaats neg het woord Ds. J. E. Klomp van Oldebroek over: , , De sleutels der hel en des doods".

Johannes op Patmos verbannen. Dat zal niet gemakkelijk voor hem geweest zijn: weggerukt uit zijn werk. Maar dc Heere kwam hem beschamen. Patutos werd voor hem als een hemel. Verstond Qods volk het toch eens altijd, dat Gods gedachten hooger zijn dan de hunne, wat zouden ze meer blijmoedig kunnen voorwaarts gaan; ook in 't werk der zending.

't Was op een Zondagmorgen dat Johannes in een gezicht den Zoon des menschcn zag in den vollen glans Zijner heerlijkheid. Als dood zonk hij neer aati Zijn voeten. Maar dan vertroost hem die liefdevolle Borg en Zaligmaker door Zijn hand tc leggen op zijn Apostel en hem toe tc roepen: „vrees niet, Ik ben de eerste cn dc laatste" m.a.w. Ik ben alles voor u; cn „Ik heb de sleutels der hel en des doods".

Kostelijk woord voor de ziel die met David moet gewagen van „banden des doods".

Maar vertroostend ook met 't oog op den tegenstad in en buiten ons tegenover 't zendingswerk.

In Christus' hand de sleutels. Ilij opent cn niemand sluit, maar ook omgekeerd, hij sluit en niemand opent. Dat is nog eens macht. Daar kan geen Satan, geen eigen ik, geen wereld iets tegen doen.

Duidelijk is dat als we eens zien, wanneer dat sluiten en openen des Heeren plaats vindt.

In Gods Vrcdcraad dc hemel geopend en dc hel gesloten voor Gods gemeente.

Die Raad door Jezus vervuld in den tijd. Ilij ingegaan in dood cn helsche smart en daardoor die sleutels veroverd.

En óók in de toepassing van het genadewerk vindt 't gebruik dier sleutels plaats.

Eeuwig gelukkig dat Christus die sleutels heeft; want tegenover den dood natuurlijk en geestelijk staan wij machteloöC Dat ervaart elke ontdekte zondaar. Maar Christus niet machteloos; Hij maakt levend.

Zulk een Almachtige met de sleutels is de eenige troost vobr den Dienaar des Woords en den Zendeling. Als die troost ervaren wordt, dan zien we de heidenen komen.

Als Christus komt met die sleutels dan ontneemt Hij den zondaar alles, leidt hem in in eigen doodsstaat voor God, maar voert ook in de vrijheid.

En zoo blijft Ilij bij voortduring in dat werk dr. Getrouwe. Gelukkig; want ook met betrekking tot den dienst des Woords en den arbeid der zending is altijd weer noodig dat dorheid en doodigheid worden uitgebannen.

Dat geldt een ieder. Wie een oog voor eigen lauwheid, ja koudlveid ontvangt krijgt noodig Hem, clic alleen gewillig maken kan.

Dat woord van Jezus een kostelijk woord voor 't gansche zendingswerk. Tegenover vromen en goddeloozen tegenstand. Met betrekking tot het vinden van mannen die dc gevaren en moeite der zending durven trotseeren.

Tenslotte de vraag: hebt gij persoonlijk reeds behoefte aan Hem, die de sleutels van hel en dood heeft.

Droevig als 't niet zoo is: dan eeuwig verderf.

Gelukkig als 't wel zoo is. Verwacht 't nooit van iets of iemand anders dan van dien Almachtige met dc sleutels.

Hier kan de hel nog veel macht oefenen over Gods kerk, onder 's Heeren toelating. Hiernamaals niet. Hel eeuwig voor Gods kerk gesloten. Strijd uit. In den hemel binnen gesloten.

Als van die zaligheid bij tijden hier een voorsmaak wezen mag, dan wordt dc liefde zoo ruim. Maar dan gaat 't vóór alles om de Eere Gods.

Op spreekplaats II had zich tegen den tijd, dat Ds. G. A. Pott hier spreken ging, een niet kleinere schare vereenigd. Hier leidde Ds. Remme deq spreker in, die tot het einde toe de groote menigte wist te binden en te boeien, toen hij zijn onderwerp: „Een zendingsbevel" behandelde.

Onze eeuw mag dc eeuw der heidenzending heeten, in haar heerlijken arbeid schier alleen overtroffen door de eeuw der apostelen. En al stemmen wij onmiddelijk toe dat het ook ten opzichte van den ijver en den arbeid voor en door de zending niet alles gpud is wat daar blinkt — wij moeten toch met dankbaarheid erkennen: „Dat is van den Heere geschied". Maar daarnaast geldt tot onze diepe beschaming nog altijd weer de klacht, van den grooten Zender, al tijdens zijn omwandeling op aarde geslaakt: „dc arbeiders zijn zoo weinige". En z„oo komt ook tot ons met verdubbelden nadruk van Zijnentwege het vermaan: „Bidt dan den Ilcerc des oogstcs dat hij arbeiders in Zijnen wijngaard uitstoote".

Maar een eerlijk gebed drijft niet tot werkeloosheid maar tot werkzaamheid ook ten opzichte van de zendingszaak en hoort ook 's Heeren bevel tot 'zendingsarbcid als 't luidt: „Vertelt onder dc heidenen Zijn eere, onder alle volkeren zijn wonderen", Psalm 96 vs. 3. J)e Heere wil dat de heidenen hooren zullen eif weten van zijn eere — zijn daden, zijn wonderen, reeds in den ouden dag. Hoeveel tc meer moet dat bevel uitgaan tol de kinderen des Nieuwen Verbonds voor wie de eere des Heeren en diens daden nog zoo oneindig veel heerlijker schitteren in het werk der verlossing van zondaren en in den arbeid der herschepping, waardoor de genade door Christus te weeg gebracht aan de zielen wordt toegepast; zoodat er licht komt en vreugde waar eertijds duister-

nis en angst de zielen gevangen hield. Welnu in duisternis zwart als de nacht tast het heidendom roiul cn het geweten veroordeelt en dc angst verteert het leven en daar is geen troost bij hun gewaande goden. Wat staat er dan te doen? Naar 't bevel van den Heere: Dien heidenen tc spreken van zijn ecre — van zijn wonderen. Dat wil dus zeggen hun bekend maken met dien eeuwigen naam die ze tot zaligheid gegeven is — waaraan dc Hcere zijnen Geest geven wil, opdat ook de hc'.dencn het tot zaligheid Iccrcn verstaan.

Gods woord cn der eeuwen getuigenis geeft ten duidelijkste te verstaan dat God aan dien middelijkcn weg zijne zegen bindt. Dc Ilcerc heeft zelf beloofd dat als vrucht van de prediking de heidenen aan den Messias lot een erfdeel gegeven zullen worden. De Geest des Heeren hanteert het zwakke om krachtige daden te doen. Trouwens, waar de liefde des Heeren waarlijk bij u woont daar beweegt ze noodzakelijk tot wederliefde. Die wederliefde zal ongetwijfeld vragen naar 's Heeren wil. Welnu dc wil — dc uiterste wil — het testament des Heeren luidt: Gaat heen, predikt het evangelie aan alle creaturen. Moge onze kinderlijke gehoorzaamheid dan blijken uit hetgeen wij lezen in 'l laatste vers van Mare. 16 als 't luidt: En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, cn de Hccre wrocht mede, en bevestigde het woord door teekenen die daarop volgden.

Na de pauze trad hier op Ds. Timmer van Ermelo. Diens onderwerp was: , , De onbekende God".

alleszins gelijk als godsdienstigcr, want dc stad doorgaande cn aanschouwende uwe heiligdommen, heb ik ook ccn altaar gevonden, op hetwelk een opschrift stond: Den onbekenden God.

Op zijn Europeesche zendingsreis had Pau'.us rijken zegen op zijn arbeid mogen zien. Denk maar eens aan Lydia cn den stokbewaarder. Ook te Thessalonica en Bcrea vonden zijne I woorden gretig ingang. Maar ook in Athene, die groote wereldstad moest de kruisbanier van Jezus worden geplant.

Eerst predikte hij het Evangelie aan het verblinde nakroost van Israël. Maar om ook de heidenen tc winnen, schroomde hij niet om zelfs op dc groote markt te Athene te getuigen van dien naam van Jezus, die den Joden wel een ergenis moest wezen en den Grieken ceti dwaasheid, maar hun, die gelooven 'een kracht Gods tot zaligheid.

Allerlei menschen kwamen 0111 hem te hooren. Kooplieden en handwerkslieden maar ook wijsgeeren. Dc theoriën van de Epicureërs cn de Stoicijncn liepen nog al ver uiteen. De Epicureërs zochten hun hoogste goed in de volbrenging van de zinnelijke lusten des vleesches. Door de loochening van een eeuwige wedervergelding maakten ze baan voorde verschrikkelijkste uitspattingen des vleesches. De Stoïcijnen daarentegen leerden dat de zinnelijke lusten moesten worden onderdrukt. Men moest noch vcjor de indrukken van vreugde noch voor de aandoeningen van smart eenige bevattelijkheid toonen.

Het is tc begrijpen dat de prediking van dc eeuwige wedervergelding weinig weerklank vond bij de Epicurcërs, en dat het ook den Stoicijncn maar slecht aanstond, toen ze Paulus hoorden prediken van het ijdelc van al hunne onthoudingen.

Toch gevoelden ze er wel wat voor om eens wat nieuws t'c hooren. Daarom namen ze hem mee naar den Arcopagus, een heuvel waarop een heiligdom voor den oorlogsgod Arcs was gebouwd. Wat moet cr bij den aanblik van al die altaren cn heiligdommen der afgoden wel in zijne ziel zijn omgegaan. Maar de Heert otiderseunde hem.Met welk een hemelschen takt begint hij te getuigen. Hij g-eclt zijne verwondering tc kennen over hunne groote godsdienstigheid. Daar gaven ze toch onmiskenbare blijken van. Ze hadden een altaar gebouwd voor den onbekenden God, bevreesd als •ze waren dat de toorn van den een of anderen God, dien ze vergeten hadden, hen mocht treffen.

O lezers, drijft den spot niet met deze dwaze Grieken. Hebben we ook niet vele afgoden in ons hart? Is onze ziel niet gelijk aan een beeldengalerij ?

Neemt naast den mammon ons eigen ik, als de grootste afgod, niet de eerste plaats in? En daarbij hebben we ook nog wel wat over voor dien onbekenden God.

Of zeggen we te veel als we al onze eigengerechtige vormendienst een dienen van den onbekenden God zouden noemen? Moest Saulus met al zijn eigenwilligen godsdienst op den weg naar Damascus niet vragen: Wie zijt gij, Heere? Welaan, dien onbekenden God gaat Paulus prediken.

Door de prediking, dat Hij in dc hemelen woont, haalt hij een streep door de leer over al hunne heiligdommen. Geen eeuwige stof maar een God, die alles uit niet heeft geschapen! Geen wereld, die verloopt naar het grillig noodlot der Stoicijncn, maar naar het voorzienig bestel van ccn God, zonder wiens wil zich op aarde niets roeren noch bewegen kan.

De Grieken moeten het lecrcn verstaan, dat de Heere andere offers vraagt dan stieren en bokken. Het verbroken hart cn 'een verslagen geest en dc vrucht der lippen, die zijn naam belijden, zijn dc Hem welbehagclijkc offers.

Het moet wat geweest zijn voor die Grieken, die alle andere volken barbaren noemden uit Paulus' mond te moeten hooren, dat alle menschen uit eenen bloede zijn. Dat geldt ons, maar ook den Toradja's op Cclebes, die zich van nature boven alle vreemden verheffen. I11 Adam ons hondshoofd liggen wij allen voor God verdoemelijk. Nochtans trekt de Heere van die verdorven wereld zijn hand niet af.

Hij leidt cn bestuurt al hunne gangen; II bepaalt dc plek, waar hun wieg zal staan, maar ook dc plaats, waar hun graf zal gedolven worden. Waartoe al de zegeningen, zoowel als dc rampspoed? Immers opdat zc Hem zoeken of ze Hein immers tasten of vinden mochten.

Lezers, waren al deze roepstemmen ook u reeds ten zegen? TIebt gc hem al leeren kennen of is Hij ook voor u nog een onbekende God gelijk voor dc heidenen?

Dient toch niet langer met uw eigenwilligen godsdienst een onbekenden God.

Leest cctis na wat den mensch te wachten staat, zoo hij zich niet bekeert. Tenslotte toch

schildert Paulus, na dc noodzakelijkheid van waarachtige bekeering cn levensvernieuwing naar voren te Jicbben gebracht, de verschrikkingen van den oordeelsdag, als de rechtvaardige rechter Women zal, om een iegelijk te vergelden naar zijn werk.

Het 'zal wel gaan als in de dagen van Paulus. Velen zullen voortgaan om de wereld t'e dienen, maar er zullen cr ook gevonden worden, wien Christus geworden is een kracht Gods tot zaligheid.

Lezers aan welke zijde staat gij?

De opvolger van Ds. Timmer was Ds. Steenbeek van Wapenvelde, die evenals zijn voorganger het oor der menigte had en wist te houden tot het einde toe. „Als koningen, en priesters" was het onderwerp, waarover hij sprak.

Koningen en priesters behooren wij t'e zijn. In dc Openbaring lezen wij, dat Christus de zij nen maakt tot koningen en priesters Godc cn Zijn Vader. En de zending roept er ons toe Want: waarom zending?

Op bevel van Christus, maar ook cn voora' om dc ccr en verheerlijking van God en Zijn Christus. Al uw werken, Heere, zullen U loven cn Uw gunstgenooten zullen U zegenen.

De-Ileerc heeft alles geschapen om Zijn zelfs wil. En nu is de roeping der Kerk des H'ecrcn op aarde: de verbreiding van Gods eer en dc bestrijding van alles, wat aan die eer tc kort doet. Alle g^den moeten verklaard voor minder dan niets en ij delheid en alles opgcëischt voor den dienst van God Drieëenig.

De vraag van Calvijn: hoe komt God tot Z e; r? slaat ook bij den zendingsarbcid op den voorgrond. Koningen cn priesters moeten \. zijn irt dat werk.

Tot koning en priester was de mensch geschapen. Door zijn val gingen koninklijke waardigheid en priesterschap tc lfoor.

Zoo was 't eens met alle verlosten. Zouden zij dan niet juichen als zij zich hun oorspron-in kelijke ambten zien hersteld? Christus niet groot maken, hun Koning cn priester, die hen tot koningen en priesters maakt?

Christus is Koning, Christus is Priester. En nu zijn Gods kinderen in cn met Hem koningen en priesters voor Gods aangezicht.

Maar hun koninklijk ambt is onderscheiden van dat der wereld. Bij hun koningschap is nederigheid cn kleinheid des harten.

En dan koningen Godc cn Zijn Vader; d.w.z. dat zij als koningen zelf niets zijnde, alle hulp en verwachting alleen van den Hecrc hebben.

Op hen rust de koninklijke taak en heerlijkheid van Koning Jezus uit te dragen onder de menschen.

Maar Christus maakt de zijnen ook tot priesters Godc en Zijn Vader, d.w.z. dat zij als priesters zich geheel wegschenken aan den Heere, zooals de priester in 't offeren cn bidden.

In tabernaker en tempel leefden de priesters zeer dicht bij God. Zoo ook is de gemeente des Heeren in Zijn onmiddelijke nabijheid door haar Hoofd Jezus Christus. Dit is 't pricstelijkc van haar: bij God te wezen. Bij God te brengen al den nood, ook dien der zending. Bij God tc wezen, ook als de beker is overvloeiende, Hem te erkennen, Zijn zegeningen tc gedenken in den zendingsarbeid.

't Waarachtig priesterlijke is te wijzen op het eenige offer, den eenigen Hoogepriester, die onze Vctlorbidder is in den hemel cn vandaar Zijn zegeningen schenkt.

Dat is moedgevend voor den iroostellooze, die 't leven niet meer bij xich zelve vinden kan; moedgevend in 't werk dtr zending.

Onderzoeken wij 'ons in onze verhouding tot God.

Dat een ietier, iti wien de zelfzucht nog heerschappij voert, vluchte tot den troon der genade met schuldbelijdenis en de bede in den Geest, opdat men waarlijk koning en priester moge zijn.

Dat men zich aangorde om voor 't eerst of bij vernieuwing zich te wijden aan 't werk der zending. En dat zal men doen als men bovenal bedenkt de groote roeping: de eer en verheerlijking van God en Zijn Christus als koningen en) priesters.

Na de pauze trad als eerste spreker op Ds. A. H. J. G. van Voorthuizen van Rijssen. „De liefde zoekt zichzelf niet" had deze spreker tot thema.

In deze woorden worde gesproken over de Christelijke liefde.

En deze Christelijke liefde is een weerglans van de Goddelijke liefde.

Ook van de Goddelijke liefde kan gezegd worden, dat zij zich zelve niet zoekt. Daarom heeft het Drieëenig Goddelijk Wezen reeds van eeuwigheid in den raad des vredes de verlossing der uitverkoren gemeente beraamd. Daarom is in de volheid des tijds, de Zone Gods mensch geworden cn heeft de Zone Gods zich willen vernederen tot in den dood, ja den dood des kruises, opdat Hij dc straf zou dragen die ons den vrede zou verwerven en opdat Hij het recht der wet vervullen zoude voor Ons, die dc aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. Daarom heeft de Zone Gods na zijn hemelvaart op den groot'cn Pinksterdag den Geest des Vaders uitgezonden in de gemeente, opdat zij die klagelijk hadden geweend verblijd zouden worden met de hbogste en zaligste blijdschap. Daarom is die Goddelijke liefde tot op heden werkzaam om zondaren tc trekken en uit den doodslaap te wekken.

De Goddelijke liefde zoekt zich zelve niet, maar zij zoekt u en daarom zijt gij getrokken met koorden van goedertierenheid.

Zalig is dc zondaar die dit kennen mag voor zijn eigen hart.

Doch die Goddelijke liefde, die dan uitstraalt in uw ziel is niet slechts een we'elde voor het gemoed, maar ook een sterke drijfkracht tot een nieuw leven. Zij brengt teweeg, dat gij voor Christus gaat leven, de broeders an zusters liefhebt, de geboden Gods betracht en zij zal hare volmaaktheid bereiken, dan, wanneer gij in deze wereld verkeert, gelijk Christus daarin verkeerd heeft.

De Christelijke liefde toch zoekt zich zelve niet! Christus zoekt ook zich zeiven niet, maar het heil van anderen. Gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat hij om Uwentwil

is arm geworden, daar hij rijk was, en als de gemeente des Heeren nu gedragen wordt dOor dc liefde van Christus, dan zal de zaligheid, die zij daarin vindt, haar dringen om daarvan te getuigen aan degenen die gezeten zijn in duisternis en schaduwe des dobds. En zie hier nu écn van de drijfveeren tot de christelijke zending onder de heidenen aangewezen. Die drijfkracht bewoog nu Paulus in vroegere dagen en een stanley Joncs en Schweizcr in onze dagen.

De Christelijke liefde zoekt 'zich zelve niet! Doch de Christelijke liefde cijfert zich zelve ook niet weg! Zij leert u uzelven te waardeeren als een schepsel Gods, geschapen in Christus Jezus tot goede werken. En zij leert took den naaste te waardeeren als een schepsel Gods. Ook de naaste verschijnt in het licht der liefde van Christus als een schepsel, waar voor Jezus de offerande des kruizes heeft gebracht. De Christelijke liefde leert G'od lief te hebben bovenal en den naaste als zich zeiven.

De Christelijke liefde zoekt zich zelve ni'et! Daarom moet de Christelijke liefde ons leeren onszelven te verloochenen en onszelven te vergeten. Daarom moeten wij, door de Christelijke liefde bewogen, sterven aan onszelven. Want als wij sterven aan onszelven, dan zullen wij leven. Het morgenrood onzer verrijzenis straalt op uit den nacht onzes doods. Het tarwegraan, dat in dc aarde valt en sterft draagt vele vruchten. Aan zulk stervend en vruchtdragend zaad zijn dc kinderen des koninkrijks gelijk.

De Christelijke liefde zoekt zich zelve niet!

De Christelijke liefde leeft toch voor een ideaal, n.1. 0111 den Zone Gods gelijkvormig te worden. Deze bestemming wordt bereikt, wijl God zijn volk daartoe geroepen heeft. Hier aan deze zijde is het nog een wassen en toenemen in de kennis en genade van den Hcerc Jezus Christus, maar ginds aan de overzijde zal de Christelijke liefde haar schoone triumfen vieren. Daar zal nooit geen leed meer gedaan worden op den ganschen berg van Gods heiligheid.

Deze Christelijke liefde is evenwel niet aller.

Alle mensehen hebben wel een lagere liefde, waaronder wij kunnen samenvatten alle wenschcn en verlangens, begeerten en strevingen die daar opkomen in een menschenhart.

En ais dc menschen zich gaan beschouwen als een h.oog ontwikkeld dier, dan is het te verwachten, dat er over deze lagere liefde alleen maar meer gesproken en geschreven zal worden.

Poch deze lagere liefde is ten doode, dewijl zij ons vervreemd van God, die het Leven is.

Gelijk Narcissus verteerd werd door eigen liefde, zoo 7.al deze liefde, dc ziel des menschen vernietigen.

's Menschen zin toch is 's menschen dood.

De Christelijke liefde daarentegen is ten leven.

Die lief heeft met deze liefde is u.t God geboren cu kent God. En die God kent geniet de beginselen der eeuwige vreugde. „Want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus dien Gij gezonden heb'".

De Hcerc richte Uwe harten tot deze liefde Gods. En bewaart dan uzelven in dc liefde Gods.

Ds. A. M. den Oudsten van Elburg behandelde op dezelfde spreekplaats het onderwerp: „Nog andere Schapen".

Ieder uwer zal wel begrijpen dat deze woorden zijn ontleend aan Joh. X: i6: „Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze mo'ct ik ook toebrengen; er zij zullen mijne stem hooren, en het zal worden één kudde en één Herder".

Waar de goede orde ei.scht dat niet lang zal gesproken worden, zal ik in deze oogcnblikken niet handelen over het leven of dc bijzondere eigenschappen dier schapen, maar, alleen over de toebrenging en wil ik 11 in het kort bepalen bij: I. de noodzakelijkheid; II. de mogelijkheid; III. dc wijze, cn IV. het doel der toebrenging.

Ie. De noodzakelijkheid. Die andere schapen, die van Israëls stal niet zijn moeten toegebracht worden. Het moet, want de goede Herd'cr eegt: deze moet lk toebrengen.

Het mjoet, anders zou dc schare, die niemand tellen kan cn den Iieere alle lof, aanbiddding en dankzegging toebrengt niet zijn uit alle geslacht en taal en volk cn natie, maar slechts uit één geslacht. Tiet moet anders zou voor hen Christus' bloed tevergeefs gestort zijn. Het moet anders zou Gods verkiezing veranderlijk zijn. En het is ook noodzakelijk dat zij toegebracht worden want anders zullen zij nooit komen, omdat •zij uit en van zich zelf onwillig en onmachtig zijn.

IIe. Dc mogelijkheid. Het moet maar kan het? Ja, omdat het is een goddelijk en niet een menschelijk moeten, anders zou het niet kunneta. Ik moet het doen; en omdat Hij, wi'cn gegeven is alie macht in Jicruel en op aarde het moest doen; daarom kan het. Het kan omdat het werk der toebrenging is een werk van den drieëenigen God. Alle gezaligden te samen vermogen niet een schaap toe te brengen tot dc kudde van Christus, evenmin als alle legioenen Engelen tesamen. Het kan omdat alle duivelen te samen tegen den goeden Herder niets vermogen.

IIIe. De wijze. De Heere doet dat door Zijn Woord cn Geest, en gebruikt daarvoor menschen om het Woord te brengen, het welk de Hcere door Zijnen Geest toepast. Het op een andere wijze te willen is God vcrzioeken. Daarom is zijn goddelijk bevei: Predikt het Evangelie. De Heere heeft de mensch'en niet noodig. Hij wordt ook daarin van menschenhanden niet gediend als iets behoevende, maar Hij wil menschen gebruiken.

IVe. Het doel. Het einddoel van alles is de eere Gods. Ook van dc toebrenging. Bij en door den val werd naar Satans en niet naar 's Heeren stem gehoord. Dat was God onteerend. Bij en di.or dc toeb> engiug zullen de andere schapen Zijne stern weer licoren, dat is God verheerlijkend. Bij cn door den val kwam er scheuring, onder de xnenschenkinderen, bij en door de toebrenging wordt dc eenheid hersteld. Het zal worden één kudde. Door de zonde werd de Herder verlaten en anócrc herders gevolgd, door de toebrenging word' hcc weer één Herder, waardoor Ili verheerlijkt wordt.

De G. Z B. ziet dc noodzakelijkheid in; geloof*. in de mogelijkheid, zoeki. zich aan de door God gewilde wijze te houden, 'en zoo aok dit doel ie bereiken. Moge die arbeid door den Heere gezegend en door u gesteund worden.

Toen Ds. Remme van Amsterdam hier een passend en pakkend slotwoord sprak en de hoorders van spreekplaats II zich meere, t7iieels voegden bij die van spreekplaats I was er een zeer groote schare tegenwoordig, die luisterde naar; , , Niet staan en stare.i, maar gaan en varen".

Mijne Hoorders,

Aan 't einde van deze Zendingssamenkomst in dit vriendelijk gastvrij oord, verwacht Gij van mij nog 'n kort woord ten besluite, 0111 dc koorden dor zak dicht te binden, waarin de oog-1 van dezen dag werd ingezameld, voorwaar, 'n niet geringe, taak, niet in de 'eerste plaats om 't groot getal miirer hoorders — in geestelijke dingen telt men nie '. — ma»T om 't hoog belang van het siot: denk maar aan Salomo's woord, dat '1 einde van f en ding beter is, dan zijn begin. Dit raakt r.iet den spreker alleen, maar vraagt van ons allen n laatste ziclespanning, om ons diep ernstig te-bezinnen op dc dingen, die ons .hier samenbrachten.

De prove misvatting van 't doel onzer zendingsdagen, < J: hierin alleen uitgaansdagen ziet, ga ik voorbij, gelukkig vormen zij die dit meenet, hier 'n verdwijnend kleine minderheid, die elders mogen gaan. Ook zij, die meenen dat 't hier sloclr.s gaat om ontsluiting van den schat des Woords voor behoeftige zielen, dwalen; elke ntanna-korrcl, die neerdalen mag, wijt tot dank aan God. 't is zelfs noodig eigen zielennood tc kennen, om over anderen bewogen te zijn, maar eigenlijk doe! dezer heirdagen is onze aandacht te spannen o: gt; onze zendingstaak waardoor zij ons geestelijk leven dienen; immers 't geldt alom: n 't hebber van '1-, geschikte levenstaak, hoe nederig ook, ligt Opvoedende en bewarende kracht. Christus wilde zijn gemeente hoeden Voor 't euvel van geestelijken lediggang, die. zich wreekt, en daarom schonk Hij haar '11 schoonc levens-taak, waarin dc zendingskracht 'n belangrijk onderdeel vormt. Daarvoor liefde, belangstelling, warmte te wekken is doel onzer zendingsdageri, in 't welbegrepen belang der gemeente - zelve; elke spreker hier heeft dat te bedenken, inzonderheid de laatste; die voor ditmaal dit doel zocht te kiezen door voor uwe aandacht tc plaatsen 't ontroerend slotwoord van de eerste Corinthebrief (16:22b) Maranatha, de Heere komt, '11 woord dat dreunt als 'n donderslag cn lokt als 'n klokketoren van 's hemels tempelkoren, als dit licht valt op uw levenstaak, dan groeit Uw liefdt-en toewijding. Denk aan dc engelen, die Jezus jongeren voorhielden, dat niet „staan cn staren" hun roeping was, maar — zoo vullen zij aan — „gaan cn varen", immers 't graan op Gods akker rijpt. 1

Geloofsvcrzwakking, liefdeverkoeling, hoopverwclking, dat Christus' gemeente niet leeft bij de waarheid zijner wederkomst; weer zijn de maagden ingesluimerd, zwijgen daar saam. Dit doet schade aan allen, inzonderheid aan zendingsliefdc en - ijver; toen de Kerk leefde bij de. parousie, legde zij ook dc machtigste zendingsexpansie aan dc dag. Christus, die gisteren en heden dezelfde is, is machtig nieuwe opwekking te geven; dan moet de gemeente weer 't Maranatha op dc ziel gebonden liggen, niet in apocalyptische speculatie, maar levend, krachtig, troostend, prikkelend; dit vernieuwde leven schudt stof cn kluisters at' en beaamt der engelen boodschap: niet „staan cn staren", maat „gaan cn varen", want Maranatha: Jezus komt.

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1928

Alle Volken | 16 Pagina's

DE EENENTWINTIGSTE ZENDINGS- DAG VAN DEN GEREFORMEERDEN ZENDINGSBOND, GEHOUDEN OP RIJSENBURG DEN 26en JULI 1928.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1928

Alle Volken | 16 Pagina's