Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAARTOE DAT VERLIES?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAARTOE DAT VERLIES?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zijne discipelen dat ziende namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dat verlies? " Matth. 26:8.

Waartoe dat verlies? — helaas! deze vraag heeft altijd een goeden klankbodem gevonden, waar en wanneer die werd gesteld. Zelfs in den discipelenkring vindt zij weerklank, als Judas ze vol afkeuring doet, wanneer Maria van Bethanië in het huis van Simon den melaatsche de albasten flesch met kostelijke nardus breekt en den rijken inhoud daarvan uitgiet over haren Heiland, zoodat heel diens lichaam tot de voeten toe . omgeven is als met een geurige wolk, verspreid door de onvervalschte nardus, welke gewoonlijk slechts druppelsgewijze werd toegediend. Hier werd door wat Maria deed het woord uit het Hooglied vervuld: „Terwijl de Koning is aan zijn ronde tafel, geeft mijne nardus haren reuk".

Het kostbare offer, door Maria gebracht, was geen vrucht van opvlammende geestdrift, doch van de zielsgemeenschap met Immanuel. Hij is voor haar de Beloofde der vaderen. Van Hem hebben de profeten gesproken en van Hem de zangers bij snarenspel gezongen. Schooner dan de menschenkinderen is Hij. Op zijne lippen is genade uitgestort. Hij is de Heere en de Koning der Koningen. Edeler dan de kostbare olie, welke drupte uit den oliehoorn van Samuël op het hoofd van David, zij de kostbare nardus voor het hoofd van Davids grooten Zoon!

Waar is Johannes, wien in zijn adelaarsblik zulk een diep inzicht gegeven was in den persoon en het werk van Jezus om dat werk aan zijn Heiland te volbrengen? Waar is de vurige Petrus om dien eenigen en eeuwigen Koning te zalven? Toen al de mannen zich achteraf hielden, is de stille Maria met die kostbare nardusflesch uit hare verborgenheid te voorschijn getreden. Zij heeft alleen oog voor haren Heiland. Anders zouden de blikken der aanzittende gasten haar nog hebben weerhouden van haar daad. Stil treedt ze toe, breekt het fijne albast en stort den welriekenden inhoud over het gezegende hoofd van Jezus uit. En dat zalven van haren Heiland en Koning is haar nog niet genoeg. Zij buigt zich ter aarde tot aan zijne voeten om die te drogen met heur haar, waarvan zij de vlechten daarvoor in volkomen overgave met een enkele beweging losmaakt.

Wat Maria daar deed, is ten hoogste beschamend voor de aanzittende gasten. Althans mocht nu van hen verwacht worden, dat zij in brandende schaamte over zichzelf de oogen zouden neerslaan om die niet op te heffen dan met een bewonderenden en goedkeurenden blik op de vrouw, die dat kostelijke nardusoffer haren Heiland bracht. In plaats hiervan echter namen de discipelen dat ziende het zeer kwalijk, zeggende: „Waartoe dat verlies? "

Volgens het Evangelie van Johannes was Judas de eerste, die deze woorden sprak. Het is echter bij Judas alleen niet gebleven. Neen, de andere discipelen nemen het niet op voor Maria en beschermen haar niet tegen de afkeurende blikken en woorden van den waarnemenden penningmeester van den kring der jongeren. Zij ook vallen Maria af en Judas bij en het klinkt als uit één mond: „Waartoe dat verlies? " Het is een liefdevuur, dat Maria ontstak, doch zij allen haastten zich om dat te blusschen en er de koude waterstralen hunner critiek op te richten. In die loskomende critiek is de discipelen-kring een Judasbende geworden. De offerande van Maria is volgens allen weggeworpen geld en niets dan het verspillen van schatten. Oneindig beter was het geweest, indien die nardusflesch voor een goeden prijs verkocht en de opbrengst daarvan besteed was ter leniging van den nood der armen.

We begonnen met te schrijven, dat de vraag „waartoe dat verlies? " immer een goeden klankbodem gevonden heeft, ook buiten den discipelen-kring. Dezelfde critiek hoort men nog van meer dan één zijde. En of die vraag op luiden toon of' slechts fluisterend wordt gedaan, ge kunt er van verzekerd zijn, dat één doode vlieg, gelijk de Prediker zegt, de zalf des apothekers doet stinken. Eén Judas krijgt gemakkelijk elf discipelen op zijn hand, die zich door zijn schoonklinkende woorden laten meesleepen.

Wordt die vraag niet gesteld bij de offeranden, gebracht tot eere van den grooten Christus, als machtige kathedralen worden gebouwd, een schoon kerkgebouw, fraai en zuiver in zijn lijnen, verrijst of een kostbaar orgel wordt geschonken? Waarom die kostbare nardus verspild, waarom die niet omgezet in penningen voor weduwe en voor wees?

Meer dan eens is die vraag me gesteld, zelfs per brief, of de gelden, voor de Zending gegeven, niet beter konden worden aangewend ter leniging van den schreienden nood in eigen omgeving. Het lijkt wel een bodemlooze put, de zendingsarbeid, waarin alles verzinkt. Maar ik vraag, of de offerande der geestdrift des geloofs van hem, wien het gaat om de grootmaking van Gods Naam, verlies genoemd zou kunnen worden?

Hoevelen maken het leven tot een rekensom! Zij hebben immer het cijferbord onder den arm en halen alles naar beneden, in de kouds en kille, dorre en doode sfeer van het door de zonde vervlakte leven, dat blijft zonaer eenige verheffing en waarin geen plaats is voor de wierook der aanbidding, welke opstijgt tot eere van Hem, die al de diepten der smarten van Getsemané, Gabbatha en Golgotha heeft doorwaad. Welk een arme wereld, welke niets overhoudt dan den grooten prijs van de verkochte nardus, 'n schat, welken de roest en de mot verteren.

Neen, het is niet aan mij om ze te verdedigen, die als Maria komen met offeranden des geloofs. Judas heeft Maria enkele moeielijke oogenblikken bezorgd en de discipelen ook hebben hare ziel op de pijnbank hunner strenge veroordeeling gelegd en haar mede de duimschroeven aangedaan. Doch al dien bedillers heeft de Heiland het zwijgen opgelegd en Hij is het zelf, die het voor haar opgenomen heeft door te zeggen: : „Laat af van haar! Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? " Als het ons dan bij de offeranden maar gaan mag om de grootmaking van zijn Naam, dan z' j l het aan zijn hooge goedkeuring daarover niet ontbreken!

Zeker, er zijn in eigen omgeving nooden en behoeften, waarin moet worden voorzien. De Heiland heeft de armen ons nagelaten, opdat we de hongerigen zouden spijzigen, de naakten kleeden en de vereenzaamden bezoeken. Maar behalve de schatten, welke hiervoor worden besteed, heeft de Mariagemeente een rijkdom in de flesch met kostbare nardus, welke geen andere winst afwerpt dan dat Christus er door verheerlijkt wordt. Maar is dit niet groot? Dan wordt het huis vervuld van den reuk der zalf! Dit is zelfs van toepassing niet slechts op eigen hart en huis en omgeving, doch op de geheele wereld naar de eigen woorden van den Heiland in dit verband, dat het Evangelie overal gebracht zou worden en de naam van Maria van Bethanië hierbij niet ongenoemd zou blijven. Mocht de gemeente des Heeren van onzen tijd meer krijgen van de Maria-gestalte, die het fijne albast breekt, om door de offers, door haar gebracht, mede de aarde te vervullen met de kennis des Heeren, zoodat het zelfs van het verre Toradjaland gelden mocht: „Het huis werd vervuld van den reuk der zalf" en Hij, die zijn eigen werk bekroont, ook in dezen weg van u kunnen zeqqen: „Hij (of zij) heeft een goed werk aan Mij gewrocht".

Maart 1934. W. B. Den Haag, Beeklaan 389.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1934

Alle Volken | 16 Pagina's

WAARTOE DAT VERLIES?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1934

Alle Volken | 16 Pagina's