„EEN ALARMKREET UIT DE HEIDENWERELD"
Eens — zoo begon de spreker — kwamen tot Filippus, den discipel des Heeren eenige Grieken, (Jodengenooten) die hem verzochten: „Wij wilden Jezus wel zien". Deze menschen hadden behoefte om nader met den Verlosser der wereld kennis te maken, daar hun diepste zielsbehoeften in den Joodschen godsdienst geen bevrediging vonden. In die woorden: „Wij wilden Jezus wel zien", beluisteren we een alarmkreet, die óók uit de heidenwereld van heden tot ons komt. Niet alsof de heiden ooit uit zichzelf naar Christus en Zijn genade zou vragen. Immers, daar is niemand, die God zoekt, tenzij God eerst naar hen heeft omgezien.
Maar wel ontdekken we bij den heiden behoefte aan verlossing, waarvoor hij tevergeefs bevrediging zoekt in het dienen der afgoden. Hij tast en zoekt of hij het waarachtig geluk ook vinden mocht en nu is het onze hooge zendingsroeping hem te leiden tot de éénige Bron van zaligheid, Jezus Christus. Zijn diep-geestelijke nood moet ons zijn als een alarmkreet: „Wijs mij den weg tot Hem, in Wien gij, o Christenen, LIw vrede hebt gevonden!"
Voor deze roep mogen we niet doof zijn, daar het eeuwig wéé en eeuwig wél van den heiden op 't spel staat.
Buiten Jezus valt hij onbekeerd in de handen van den levenden God. 't Zou een droevig bewijs zijn van het feit. dat men zelf nog nooit den Heiland en Zijn heil heeft leeren kennen, als men onverschillig kan blijven tegenover zóó geweldig geestelijke ellende, als die, waarin de heidenwereld verzonken ligt. Laten we veeleer ons er over verbazen, dat God ons, die in onszelf toch slechts onwaardige zondaren en onnutte dienstknechten zijn, wil gebruiken om de heidenen, de geestelijk-armen. blinden, lammen, kreupelen te brenqen bij den Heelmeester Israëls.
We moeten, neen we mógen zijn: „Getuigen van Christus in het midden van een verloren wereld". Dat we dan deze heerlijke roeping vervullen, in Gods kracht, met die getrouwheid, welke den discipel betaamt. De benarde tijdsomstandigheden mogen ons niet oorzaak zijn om stil te zitten, want daarvoor is de alarmkreet te dringend.
Laat ons oppassen, dat de wederkomende Christus ons niet slapende, doch wakende en werkende vindt! Vermenigvuldige zich juist in dezen chaotischen tijd het gebed om vermeerdering der Kerk. om uitbreiding van Gods Koninkrijk. God uit den hemel. Die een Hoorder en Verhoorder der gebeden is, zal dan gewis dc alarmkreet uit de heidenwereld beantwoorden door, door Zijn Woord en Geest, óók daar zondaren te trekken uit de duisternis en ze te leiden tot Zijn wonderbaar licht.
In die onomstootelijke zekerheid levende, blijven, wat ook kome, onze zendingsroeping vervullen, zoolang, totdat alle gegeven des Vaders uit alle geslacht en natie zullen zijn toegebracht tot de gemeente, die zalig wordt en het groote oogenblik aangebroken is, dat Christus de schare van verlosten thuis haalt om ze dan de volmaakte genieting te schenken van het „Hem te mogen zien, van aangezicht tot aangezicht, eeuwiglijk en altoos".
Hierna sprak Ds. J. T. Doornenbal over:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1940
Alle Volken | 20 Pagina's