Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TURKANA VAN N. W. KENYA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TURKANA VAN N. W. KENYA

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ongetwijfeld heeft U wel eens iets over de Turkana-stam gelezen in dit blad. Deze stam woont in het noordwestelijk gedeelte van de republiek Kenya in een gebied dat begrensd wordt door de Afrikaanse staten Sudan en Ethiopië in het noorden, de staat Uganda in het westen en door het grote Rudolf-meer in het oosten.

De zuidelijke grens van het gebied is tegenwoordig moeilijk vast te stellen. Vele Turkana's zijn in de loop van de laatste tientallen jaren naar het zuiden getrokken van uit hun oorspronkelijke stamgebied en hebben zich gevestigd tot zelfs in de omgeving van Kitale. Kitale ligt, zoals U wellicht bekend is, in het noordelijk gedeelte van het werkterrein van de jonge „Reformed Church of East Africa", waarmee de Gereformeerde Zendingsbond samenwerkt. Deze Turkana's werken voornamelijk als verzorgers en herders op de uitgestrekte farms van de Zuid-Afrikaanse en Engelse settlers. Een groot aantal van deze settlers heeft na de onafhankelijkheid van Kenya het land verlaten; hun bezittingen werden verkocht aan de regering, die op haar beurt het land versnipperde en verkocht aan de Afrikaanse boeren. Niettemin maken de Turkanaarbeiders nog steeds een belangrijk deel van hun personeel uit.

De Turkana vormen met nog enkele stammen een tamelijk achtergebleven deel van de bevolking. Het zijn praktisch alleen de jongeren die lager onderwijs genoten hebben en dan nog maar een klein deel van hen. De ouderen, die nog in traditionele kledij rondlopen, spreken meestal slechts hun stamtaal; het Swahili, de verkeerstaal van Oost-Afrika wordt dus door velen van hen niet verstaan.

Het zendingswerk in hun woestijnachtige en vaak onbegaanbare woongebied moet nog goed van de grond komen. Het zijn de Rooms-Katholieke Kerk, het Leger des Heils en de Africa Inland Mission, de grootste van de z.g. geloofszendingen, die zendingswerk verrichten in een gebied dat groter is dan geheel Nederland.

Een grote moeilijkheid die in het werk ondervonden wordt is de ingewikkeldheid van de stamtaal, die nauwelijks beschreven is. Goede grammatica en woordenboeken zijn er niet. Het is dus geweldig moeilijk voor een zendingsarbeider, die in dat gebied werkt, om de taal te leren spreken. Intensief kontakt met de bevolking is mo-

menteel het enige middel. Het Turkana behoort, evenals het Kalenjin en Maasai tot de z.g. Nilotische talen, talen die — de naam zegt het al — gesproken worden in de omgeving van de rivier de Nijl. De meeste van deze talen treft men aan in de Sudanrepubliek, en een belangrijke uitloper er van strekt zich uit in Kenya tot aan de zuidelijke buurstaat Tanzania. Deze talen vertonen in het geheel geen gelijkenis met de tweede taalgroep, die men in Kenya aantreft, de groep van Bantu-talen. De Bantu-talen worden gesproken in geheel Afrika ten zuiden van de woestijn de Sahara, van Kameroun in het westen, Kenya in het oosten, tot aan de Republiek Zuid-Afrika in het zuiden van het kontinent. De taal van de Kikuyu-stam, waarvan de huidige president van Kenya, Jomo Kenyatta deel uitmaakt, behoort tot deze Bantugroep.

In de omgeving van Eldoret worden talen uit beide groepen gesproken. De leden van de Reformed Church behoren voor het grootste deel tot de Luyia-en de Kalenjin-stammen, resp. Bantu en Nilotisch.

In de zomer van het vorige jaar werd ik in de gelegenheid gesteld een bezoek te brengen aan Kenya in verband met een noodzakelijk taalonderzoek. In de drie maanden dat ik in Kenya verbleef, hebben de heer van 't Veld, de taalkundige, en de schrijver van dit artikel een begin gemaakt met de bestudering van de lectuur in het Swahili, de taal, die door veel Afrikanen naar de stamtaal gesproken wordt. Behalve aan het Swahili, werkt hij aan het Kalenjin, dat voor het werk van kerk en zending eveneens van uitermate belang is. Daar het Turkana qua structuur enkele gelijkenissen vertoont met, het Kalenjin was hij de juiste persoon om mij in de problemen van deze talen in te leiden.

Ik wil nu trachten U in het kort te vertellen hoe zo'n taalonderzoek opgezet wordt.

Vanzelfsprekend is het zeer belangrijk voor het onderzoek, dat je mensen ter beschikking hebt die je alles over hun taal kunt vragen. Dat lijkt op het eerste gezicht niet zo moeilijk als het in werkelijkheid is. De mensen die je bij het onderzoek assisteren spreken een taal die je zelf niet kent. Het is dus onmogelijk om hen woorden en zinnen van hun taal te vragen, als er niet een tweede taal is, die zowel de onderzoeker (veld-werker) als de helper (taaiinformant) kunnen spreken. Twee talen komen in pricipe daarvoor in aanmerking: het Engels en Swahili. In de praktijk is het zo, dat de mannen in het algemeen een beetje Swahili spreken. De jongeren natuurlijk weer beter dan de ouderen, omdat zij meestal enkele klassen van de lagere school doorlopen hebben. Het Engels, dat deze jongens

spreken, is nog erg zwak. Daarom is het Swahili de enige taal die van pas komt bij een taal onderzoek als het onze.

Dank zij de bemiddeling van de Afrikaanse predikant Ds. Yason Wamukota te Keese, één van de noordelijkse gemeenten, vonden wij drie Turkana-jongens die ons wel wilden helpen tegen een vergoeding van 15 Oost-Afrikaanse shilling (ƒ7, 50) per week. Naar onze maatstaven gemeten is dit misschien niet veel, voor hen was het een aardig kapitaaltje. Temeer als U bedenkt dat één van hen — een veeverzorger op een grote farm — een maandinkomen had van 30 shilling (ƒ15, —) per maand.

Onze eerste helper was een jongen van 19 jaar. Hij was getrouwd op jonge leeftijd zoals dat de gewoonte is in Afrika. Hem namen we mee naar Eldoret voor een periode van 14 dagen. Iedere ochtend en iedere middag kwam hij naar het bureau voor het literatuurwerk om onze vragen te beantwoorden. Het begin van zo'n taalonderzoek is bizonder moeilijk. Je moet zo maar in het wilde weg beginnen te vragen, want je hebt immers nog geen enkele kennis van de taal. We begonnen hem te vragen hoe hij het zinnetje "hij gaat" in zijn taal zou vertalen. Prompt krijgt je dan een werkwoordsvorm te horen die vervolgens op papier gezet moet worden. Daarvoor heeft men een speciale techniek ontworpen. Door middel van fonetische tekens kun je elk woord en iedere zin op schrift stellen. Voor elke klank bestaat een apart teken. Van bizonder groot belang is het aangeven van de toon (de intonatie) van de woorden en zinnen. Bijna alle Afrikaanse talen zijn toontalen. Men kan de betekenis van een woord totaal veranderen door het betreffende woord met een verkeerde intonatie uit te spreken. De intonatie geef»-men gewoonlijk aan door accenten boven de woorden.

Na een zin als "hij gaat", kun je vragen naar de vertaling van "zij gaan". Het resultaat is een werkwoordsvorm, die in sommige opzichten op de eerste gelijkt — het werkwoord "gaan" komt in beide gevallen voor —, maar in andere ojzichten weer afwijkt van de eerste. — We hebben hier de 3e persoon meervoud —. De volgende stap levert een zin op als "de man gaat". Op deze wijze kun je je zinnen steeds verder uitbouwen: "de man gaat naar huis", "de man gaat niet naar huis", "de man gaat morgen niet naar huis" enz.

Langs deze weg wordt niet alleen het aantal bekende woorden groter, maar wordt de grammatica van de taal ook steeds duidelijker.

Na veertien dagen hadden we een hoeveelheid woorden en zinnen verzameld. Het leek ons toen beter om eerst maar met de uitwerking van het materiaal te beginnen, alvorens verder te gaan. Allereerst werden alle zinnen nogmaals

beluisterd via de band die opgenomen was. U zult wel begrijpen dat een bandrecorder bij een taalonderzoek onontbeerlijk is. Na het beluisteren van de band bleek het noodzakelijk enkele correcties aan te brengen. Vervolgens werd er een begin gemaakt met de opstelling van enkele grammaticale regels; je weet nu iets af van het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord, je hebt enig inzicht in de structuur van het werkwoord enz. Zo ontstaat langzamerhand de grammatica. Vele regels zullen later blijken niet te kloppen en moeten dan gecorrigeerd of door nieuwe vervangen worden.

Onze tweede helper, een jongen van 16 jaar van de lagere school te Keese, bracht ons tot duidelijker inzichten in het werkwoordssysteem, dat bizonder ingewikkeld bleek te zijn. Het aantal werkwoordstijden in het Turkana groeide tot meer dan zestig. Het verschil tussen de verschillende tijden kan slechts een toonverschil zijn. De vorm voor 'ik bouw" (tegenwoordige tijd) wordt uitgesproken met het toonpatroon "laaghoog-laag"; de vorm voor "ik bouwde" (verleden tijd) is precies hetzelfde maar heeft een ander toonpatroon namelijk "laag-laag-hoog".

Onze tweede helper verbleef eveneens gedurende veertien dagen in Eldoret. Na een onderbreking van enkele weken, die we benutten voor verdere

uitwerking konden we de beschikking krijgen overeen derde informant, eveneens een jongen van 16 jaar uit Keese. Het is gewenst bij een taalonderzoek met meerdere informanten te werken. Het is te riskant om met behulp van één informant een taal te analyseren en te beschrijven. Het is immers niet onmogelijk dat deze zijn taal op een eigen wijze uitspreekt vanwege een spraakgebrek. Hoe groter het aantal informanten is, hoe kleiner de kans dat zo iets voorkomt.

Onze derde en laatste assistent heeft ons geholpen ons materiaal enigszins af te ronden. Er waren nogal wat gaten in ons systeem die we moesten opvullen om tot een zekere afronding te kunnen komen. Met hem hebben we tenslotte onze woordenlijst nog uitgebreid.

Dank zij de assistentie van deze drie jongens hebben we ons een inzicht kunnen vormen in de structuur van deze taal. Het resultaat van ons onderzoek is een kort grammaticaal overzicht, dat hopenlijk in de toekomst zal worden aangevuld, na veelvuldige correspondentie per band. Bovendien hebben we een woordenlijst met enkele honderden woorden.

Het begin van de beschrijving van het Turkana is gemaakt. Er zal nog veel gedaan moeten worden alvorens er begonnen kan worden met de opstelling van een praktische grammatica ten behoeve van het werk van kerk en zending. Er moet immers nog veel werk van de grond komen in Turkana-land. De kerken in Kenya staan voor geweldige taken. Het zijn geen eenvoudige opdrachten. Het werk in dit woestijnachtige gebied onder dit nog half-nomadische volk zal ongetwijfeld veel moeilijkheden met zich mee brengen. Niettemin is het de Heere Jezus Christus die ons oproept dit werk te beginnen en voort te zetten. Hij wil alle volkens als Zijn discipelen hebben. Hij zal het doen gelukken, omdat Hij als Koning der wereld ook deze mensen op het oog heeft in Zijn grenzeloze liefde. De kennis van de taal is onontbeerlijk en een voorwaarde voor werkelijk en diepgaand kontakt met de bevolking. Pas dan zal men alle mensen kunnen bereiken, jong en oud. God geve Zijn Zegen over het werk dat in deze gebieden plaatsvindt of nog opgezet zal worden tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.

Oegstgeest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1968

Alle Volken | 16 Pagina's

DE TURKANA VAN N. W. KENYA

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1968

Alle Volken | 16 Pagina's