Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wereldzendingsconferentie Melbourne 1980 (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wereldzendingsconferentie Melbourne 1980 (3)

Koninkrijk van God en sociale gerechtigheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zagen dat de profeten in het kader van de oproep tot terugkeer tot de levende God sociale misstanden en onrecht in de samenlevin konden hekelen. Uit de evangeliën blijkt dat Jezus niet minder dan de profeten de maatschappelijke wantoestanden van zijn dag veroordeeld heeft. Altijd echter, zoals we zullen ontdekken, In de samenhang van het geheel van het Evangelie van het Koninkrijk, oproept tot bekering en geloof.

In de bergrede, volgens de weergave van Lukas, lezen we scherpe woorden tot de rijken van Zijn tijd: Wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost reeds ontvangen. Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u die nu lacht, want gij zult treuren en wenen". (Lukas 6 : 24-25).

Tegelijkertijd heeft Hij beloften voor de armen: Zalig, zijt gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. Zalig zijt gij, die nu hongert, want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent, want gij zult lachen" (Luk. 6:20-21). Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk beërven. Er is op gewezen dat Jezus, in de synagoge van Nazareth, bij zijn eerste optreden, terwijl Hij Jes. 61 aanhaalt, teruggrijpt op de gedachte van het jubeljaar. Nu Hij gekomen is, is er goed nieuws voor de armen, vrijlating van de gevangenen, en worden de ogen van de blinden geopend.

Wie zijn de armen?

Meerderen geven deze en dergelijke woorden uitsluitend een sociale en politieke vulling. Dat is niet juist. Oók onjuist is het echter ze puur vergeestelijkend te willen uitleggen. Het begrip „armen" is in het N.T. - en trouwens ook in de Psalmen en bij de profeten - zowel sociaal als religieus-ethisch bepaald. De armen zijn degenen die in het nauw gedreven zijn, zij die zich niet verdedigen kunnen, de vertwijfelden die zich geheel op Gods hulp zien aangewezen en hun verlossing geheel en al van Hem verwachten. Zij zijn de dragers van de heilsbelofte, omdat ze in tegenstelling met degenen die hun hoop op deze wereld gevestigd hebben het heil dat God aan Zijn volk in het vooruitzicht heeft gesteld, venwachten (Ridderbos).

M.a.w. het begrip , , armen" heeft een dubbele betekenis.

Verkuyl wijst erop dat, naarmate wij de evangeliën verder lezen het , , evangelie der armen" steeds diepere dimensies krijgt. Er vindt een concentratie plaats in de richting van onze diepste armoede.

„De armoede van ons aller leven wordt niet alleen ervaren in sociale of economische nood, niet alleen in onderdrukking door economische of politieke machten. Maar dan ligt de diepste nood, de diepste armoede in ons aller leven daarin, dat wij allen zondaren zijn en onderworpen aan de macht van de zonde, demonen en dood en dat wij niet in staat zijn aan de duivelskring daarvan te ontkomen. Déze armoede, déze radeloosheid, deze hopeloosheid, deze geschonden relatie met God en de mensen is onze diepste nood. En daarin hebben wij van onszelf, of van andere mensen niets te verwachten. Daarin kan alleen Jezus, de van God gezondene, ons helpen.”

Aldus Verkuyl, die er vervolgens op wijst, dat we hier het centrum van de oorspronkelijke boodschap van het Rijk naderen. Deze is nl. te vinden in de telkens herhaalde formule: . .dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden." (1 Tim. 1:15).

Het geheel eigene van Jezus' boodschap komt zuiver naar voren, wanneer we Zijn optreden vergelijken met dat van de Zeloten. Naast overeenkomsten is er een beslissend verschil. In een situatie vol onrecht en onderdrukking verkondigt Jezus evenals de Zeloten de onmiddellijke nabijheid van het Rijk en het ingaan van het jubeljaar.

De laatsten menen het Godsrijk naderbij te brengen door revolutionaire veranderingen van politieke en economische structuren te forceren (bevrijding van het land, opheffen van grootgrondbezit en vrijlaten van slaven).

Jezus echter weerstaat de verzoeking om naar voren te treden als een politieke Messias en Zich voortijdig als koning te laten kronen. De Zoon des mensen moet lijden en sterven. Jezus verstaat Zijn zending vooral vanuit Jes. 53: Hij is de lijdende knecht, die als Middelaar de zondeschuld van velen zal dragen. Alleen via déze diepe weg van vernedering, waarin niet wordt vooruitgegrepen op wat God op Zijn tijd geeft, zal de universele heerschappij van God gestalte kunnen aannemen en zal het Rijk der gerechtigheid komen. Jezus weet dat het Rijk alleen kan doorbreken door het gericht heen en als een toekomstige gave van God.

De bekering van het hart

Een ander, hiermee samenhangend verschilpunt tussen Jezus en de Zeloten is, dat het kwaad voor Jezus niet in de sociale en politieke verhoudingen als zodanig ligt, maar dieper gezocht moet worden: in het zondige en verdorven hart van de mens.

De profeten vóór Hem hebben - misschien minder radikaal - niet anders verkondigd. Nieuw en revolutionair is dat Jezus, wanneer Hij mannen en vrouwen terugroept tot God, Hij daarbij op Zichzelf wijst. In Hem is het Koninkrijk van God ten volle aanwezig (autobasileia). Bij Hem is ook de gerechtigheid van het Koninkrijk te vinden.

Zowel rijken als armen roept Hij op het Rijk binnen te gaan, door Hem hun zonden te belijden. Zijn woord van vergeving aan te nemen en Hem na te volgen.

Dit volgen van Jezus nu is te omschrijven als bekering, metanoia. Metanoia betekent eenvoudigweg, zegt Verkuyl, tot andere gedachten komen; maar dan wel in een totale heroriëntatie van de totale mens. Hoofdaccent valt op terugkeer tot God en oriëntatie op de criteria van Zijn Rijk. Zijn deze criteria niet gegeven in de grondwet van het Rijk: de bergrede, als actualisering van de tora; waarnaar de profeten onophoudelijk verwezen hebben?

De metanoia omvat het gehele leven, ook het maatschappelijke en

sociale. Het is onbijbels scheiding te maken tussen persoonlijke bekering en deelname aan het maatschappelijk leven. Het gaat om de totale heiliging van het leven in al zijn relaties.

Nieuwe levensstijl

Wij concludeerden dat Jezus' optreden geen primair sociaal-politiek optreden is; zijn boodschap heeft niettemin wel sociaal-politieke consequenties. De politieke betekenis van Jezus' boodschap is duidelijk aanwezig in de oudste christelijke belijdenis: Jezus is Kurios. Deze titel stelt tegenover de aanspraken van de Romeinse keizer de allesomvattende heerschappij van de Gekruisigde, die is opgestaan. De nieuwe aeon is ingegaan. Nu komt Jezus Christus alle macht toe in hemel en op aarde. Hij is niet alleen Hoofd van Zijn gemeente. Geen gebied van de Schepping onttrekt zich aan Zijn heerschappij.

Wel wordt deze maatschappij allereerst zichtbaar in de gemeente, zoals zij gevormd is en uitgebreid wordt door de verkondiging van het Evangelie en door de werking van de Geest. De gemeente is de voorlopige gestalte van het Rijk. Zij leeft in de sfeer van het Rijk, aangespoord om de lichtglans van het heil zover en zo duidelijk mogelijk te doen uitkomen in de concrete gestalten van rechtvaardigheid, vrede en blijdschap (C. Graafland).

Het kan niet anders of een gemeenschap, die in onderscheid van de rest van de samenleving Jezus als Kurios over het totale leven erkent moet wel opvallen door haar nieuwe en zo geheel andere levenswijze: onderlinge liefde en zorg, diepe maatschappelijke bewogenheid, doorbreken van vooroordelen en barrières van ras, klasse en cultuur, bereidheid samen te delen vanuit een nieuwe houding tegenover geld en goed, christelijke matigheid en soberheid, en vooral ook lijdzaamheid en het bereid zijn te lijden.

Zou de christelijke gemeente, juist wanneer ze klein en zwak is, niet van onschatbare betekenis kunnen zijn, temidden van een wereld van toenemende nood en ontreddering, wanneer ze levend uit de haar in Christus geschonken gerechtigheid, werkelijk ernst zou maken met de normen van het Koninkrijk dat zij verwacht en daarmee, hoewel zeer onvolmaakt, een voorlopig beeld zou zijn van het uiteindelijke Koninkrijk van de volmaakte gerechtigheid. Zo willen de krachten van het Rijk via de gemeente, als lichaam van Christus, alle terreinen van het menselijk bestaan doortrekken. Het Rijk zoekt immers hemel en aarde, ja alle dingen te omvatten.

Wij hebben niet uit te maken waar de grenzen van het heil liggen. Wij zijn geroepen ons te richten op Hem, Die het centrum is: Jezus Christus. Hij is in Zijn handelen niet aan ons gebonden. Wij wel aan Hem.

De eigen verantwoordelijkheid van de kerk

We pakken als toespitsing opnieuw de vraag op waarmee we begonnen zijn: Welke taak heeft de kerk vandaag t.a.v. sociale gerechtigheid? Het zal duidelijk zijn: Zij is niet geroepen om één van de vele aktiegroepen te zijn. Ze heeft binnen het geheel van de maatschappij een eigen, bijzondere verantwoordelijkheid: de kerk heeft de bevrijdende heerschappij van Jezus Christus te prédiken en de wereld te betuigen dat de hele schepping onder de heerschappij van Christus staat. Deze prediking is zo wijd als de heerschappij van Jezus wijd is. Als zodanig heeft ze politieke en sociale implicaties. De kerk zal haar getuigenis moeten laten horen tegen het schreeuwende onrecht, en moeten opkomen voor gerechtigheid. Daarbij moet zij kritisch tegenover de bestaande orde durven te staan en onrechtvaardige structuren, waarin de zonden zich plastisch uitdrukken, aanwijzen en ontmaskeren zonder vrees.

Wanneer de kerk haar sociale aktiviteiten maar integraal verbindt aan de oproep tot metanoia en navolging. Het gaat er immers om dat mens en maatschappij Gód zullen eren en liefhebben (Calvijn). Het blijkt altijd weer deze boodschap te zijn die de gemeente van Christus een unieke en ergerniswekkende gestalte doet zijn in een wereld, dié Christus niet als Koning wil erkennen, maar Hem haat en verwerpt.

De hoop

Er is geen plaats voor menselijk optimisme - alles wat wij doen is voorlopig en gebrekkig. Al zijn ze in principe overwonnen: daar is de zonde, daar zijn de machten, daar is de antichrist. De volle openbaring van Gods heerschappij zal door een laatste universele crisis komen.

Zeker is: Hij die op de troon zit, zegt: Zie ik maak alle dingen nieuw. Om deze reden leeft de christelijke gemeente in hoop en verwachting naar Zijn toekomst. Zij mag verlangend uitzien naar wat nu nog verborgen is in Christus bij God, maar wat bij Zijn verschijning heerlijk openbaar zal worden: nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1980

Alle Volken | 16 Pagina's

Wereldzendingsconferentie Melbourne 1980 (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1980

Alle Volken | 16 Pagina's